Op café gaan

De gegevens op deze kaart geven een beeld van de woordenschat die jongeren anno 2006 gebruikten voor ‘veel eten’ . De enquête was een project van Variaties vzw, koepelorganisatie voor dialecten en oraal erfgoed in Vlaanderen.

Hoe zeg je een glas gaan drinken op café?
Zin om vanavond …?

 

op café gaan

Om de kaart overzichtelijk te maken, hebben we een aantal uitdrukkingen samengenomen:

X (gaan) drinken

drinken
een goeie gaan drinken
een glas (bier) gaan drinken (op café)
een pint(je) gaan drinken (op/in het café)
een pot drinken
een(tje) gaan drinken (op/in het café)
gaan drinken
iets gaan drinken (op café)

 

X (gaan) pakken

een gaan pakken (in het staminee)
een pint(je) gaan pakken
een pot/potten gaan pakken
een(tje) gaan pakken
iets gaan pakken

X (gaan) schellen

een pint gaan schellen
een klepke gaan schellen
vazen gaan schellen

 

X (gaan) zuipen

een glas gaan zuipen op café
een pint(je) (gaan) zuipen (op café)
een(tje) (gaan) zuipen (op café)
iets (gaan) zuipen (op/in het café)

 

Verspreiding

Vlaamse jongeren die op café gaan, spreken meestal af om iets te gaan drinken (182 attestaties), om een te gaan drinken (184 attestaties) of om een te gaan pakken (86 attestaties). Deze uitdrukkingen en nog een aantal varianten erop, komen verspreid over Vlaanderen voor.

Een pot/potten gaan pakken staat afzonderlijk op de kaart, omdat de uitdrukking een mooi gebied vormt op de grens van Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Dat de benaming vooral daar voorkomt, is niet verwonderlijk, aangezien ook pot (bier) voor ‘pintje’ vooral in die streek voorkomt.

In Oost-Vlaanderen spreekt men soms ook van een gaan schellen (Gent), een pint gaan schellen (Waasland) of een klepke (gaan) schellen (Denderstreek). De jeugd uit het Kempense Mol spreekt van vazen schellen.

Uitgaan en weggaan komen (op een paar uitzonderingen na) enkel voor in de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen.

Frans/Engels

Een aantal uitdrukkingen komt uit het Frans (faire un pot, (iets) gaan boissoneren, van sortie gaan, laizen) of het Engels ((gaan) boozen, wanna go for a drink).

Boire of prendre un pot betekent in het Frans ‘een glas drinken’. Faire un pot wordt gebruikt in de uitdrukking faire un pot d’adieu, wat ‘een afscheidsborrel geven’ betekent.

Boissoneren is waarschijnlijk gevormd vanuit het idee dat ‘drinken’ in het Frans boissoner is, afgeleid van het substantief boisson, ‘drankje’. Dat is natuurlijk niet correct, want ‘drinken’ is in het Frans boire.

In van sortie gaan herkennen we het Franse sortie, dat in bepaalde uitdrukkingen ‘uitgaan, weggaan, uitstapje’ betekent, bijvoorbeeld in une sortie de famille, ‘een gezinsuitstapje’ of faire une petite sortie, ‘een wandelingetje maken’.  Voor het meer algemene ‘uitgaan, de stad in gaan’, gebruikt men doorgaans het werkwoord sortir.

Het feit dat laizen met ai geschreven werd, doet ons vermoeden dat het afgeleid is van à l’aise, ‘op het gemak’. Gaan laizen zou dan zoiets betekenen als ‘rustig iets gaan drinken, zich ontspannen’.

Boozen is een vernederlandsing van het Engelse to booze, wat ‘zuipen, hijsen’ betekent. Het gebruik is wel beperkt tot de informele omgangstaal.

Met Wanna go for a drink? nodig je in het Engels iemand uit om samen iets te gaan drinken. Wanna is een verkorte vorm van ‘want to’, die enkel in informele (spreek)taal gebruikt wordt.

[(X) + (gaan)+ een werkwoord met de betekenis ‘drinken’]

Een groot deel van de uitdrukkingen zijn gevormd volgens het stramien: [(X) + (gaan)+ een werkwoord met de betekenis ‘drinken’] waarbij X staat voor een(tje), iets of een substantief met de betekenis ‘pintje’. Met andere woorden: in deze uitdrukkingen ligt de nadruk op het feit dat iemand die op café gaat dat hoofdzakelijk doet om daar iets (meestal bier) te drinken. Hier bespreken we de werkwoorden:

Zowel pakken als nemen betekenen volgens Van Dale ‘(m.b.t. spijs en drank) tot zich nemen, nuttigen’, zoals in ‘een borrel nemen, een kop koffie pakken’.

Het gebruik van getten is moeilijk te verklaren. Het werkwoord staat noch in Van Dale, noch in het WNT. Uit opvragingen van het WVD blijkt wel dat getten in Oost- en West-Vlaanderen een dialectwoord is voor ‘snel lopen’. Waarschijnlijk komt dit getten van het substantief get(te), dat o.a.‘slobkous’ betekent. Naar analogie met getten ‘snel lopen’ vermoeden we dat getten in de uitdrukking een gaan getten geïnterpreteerd moet worden als ‘snel drinken, gulzig drinken’. Een andere mogelijke verklaring is dat getten verwant zou zijn met het Engelse to get, in de betekenis ‘verschaffen, voorzien’.

Heffen betekent ‘omhoog brengen, tillen’ en wordt volgens Van Dale (net als de uitdrukking het glas heffen) ook gebruikt voor ‘drinken’. Vandaar dat sommige cafégangers het pintelieren wel eens vergelijken met gewichtheffen.

Het gebruik van klieven lijkt op het eerste gezicht wat vreemd, omdat we bij klieven vooral denken aan de betekenis ‘kloven, splijten’, bijvoorbeeld in de uitdrukking hout klieven. Klieven roept daarbij echter ook altijd de gedachte op aan een vlugge beweging. Volgens het WNT treedt die krachtige, snelle beweging zelfs op de voorgrond (en de gedachte aan het scheiden van iets op de achtergrond), wanneer men klieven gebruikt met water of lucht als object. We vermoeden dat klieven in de uitdrukking een gaan klieven hier dus ongeveer dezelfde betekenis heeft als getten, nl. ‘snel drinken, gulzig drinken’.

De huidige betekenis van nippen is volgens Van Dale ‘een klein teugje drinken van, even de mond zetten aan’. Die verklaring klinkt wat vreemd, omdat op café gaan eerder de gedachte oproept aan ‘veel drinken’ dan aan ‘een klein slokje drinken’. In het WNT lezen we echter dat nippen vroeger vooral gezegd werd van drinkebroers. Dat wordt geïllustreerd door de voorbeeldzin ‘En slaeprigh mens die wat te veul enipt heit’ (= ‘Een slaperig mens die wat teveel gedronken heeft’).

Voor schellen en schaven is er niet meteen een pasklare oplossing voorhanden. Beide woorden krijgen noch in het WNT, noch in Van Dale een verklaring die we onmiddellijk in verband kunnen brengen met ‘een pint drinken’. Toch menen we een verband te zien tussen de twee. Schellen betekent in de eerste plaats ‘van de schil ontdoen’ en schaven ‘de ruwe delen van iets wegnemen, dat wat overtollig is wegnemen’. In beide gevallen wordt er van een bepaald voorwerp dus iets verwijderd, om het klaar te maken (voor consumptie). We moeten een gaan schaven en een gaan schellen dus vermoedelijk zien als metaforische uitdrukkingen, waarin een (= een glas bier) vergeleken wordt met een vrucht die eerst geschild of geschaafd wordt om ze daarna op te eten (of in ons geval: leeg te drinken). Met wat fantasie zou schellen dan kunnen slaan op het ontkurken en uitschenken van een bierflesje en schaven op het afschuimen van de versgetapte pint, al zijn dit natuurlijk slechts hypothesen.

Scheppen betekent in een gaan scheppen waarschijnlijk hetzelfde als in de uitdrukkingen adem scheppen (= uitrusten, op verhaal komen) en een luchtje scheppen (= zich in de buitenlucht begeven), nl. ‘(door te scheppen) in zich opnemen’ (WNT).

Het werkwoord zjatten in een gaan zjatten is waarschijnlijk afgeleid van het dialectwoord zjat voor ‘kopje’, wat op zijn beurt afkomstig is van het Franse jatte ‘kommetje’.

Een potje verzetten is waarschijnlijk gevormd naar analogie van bergen (werk) verzetten, wat ‘enorm veel doen, enorm veel werk aankunnen’ betekent. Met andere woorden: wie een potje kan verzetten, is een stevige drinker.

Blazen, zoals in eentje blazen en pinten blazen, werd volgens het WNT vroeger in gemeenzame taal gebruikt voor ‘drinken’. Het Franse souffler had trouwens ook die betekenis.

Kappen is volgens Van Dale gewestelijke taal voor ‘kiepen, omkiepen, storten’. Iets gaan kappen is hier waarschijnlijk kort voor iets gaan achteroverkappen, waarbij achteroverkappen dan net als achteroverslaan ‘snel of achter elkaar uitdrinken’ betekent. De uitdrukking een gaan achteroverslaan werd trouwens ook opgegeven.

Bij pullen lezen we in het WNT: ‘drinken, in de zin van teveel drinken’. Het werkwoord zou afgeleid zijn van het substantief pul, wat ‘kan, kruik’ betekent.

Pintelieren is volgens Van Dale Belgisch-Nederlandse spreektaal voor ‘veel bier drinken’. Pilsen, afgeleid van pils, betekent wellicht hetzelfde.

Plaats waar gedronken wordt

Een aantal uitdrukkingen verwijst naar de plaats waar men iets gaat drinken, bv. aan de toog gaan hangen, afzakken naar het café, een terrasje doen, naar het plein gaan, op café gaan, enzovoort. Opmerkelijk is de opgave een (naam van café)-ke zetten.

Bratsen

Bratsen staat noch in Van Dale noch in het WNT. Het woord blijkt typisch Limburgs te zijn. In enkele Limburgse idiotica (waaronder het Hasseltse en de Tongerse ‘diksjoneer’) lezen we bij bratsen: ‘altijd op straat rondlopen’. Ook het substantief brats wordt gebruikt, nl. voor iemand (meestal een vrouw) die veel op straat loopt. We vonden op een Limburgse weblog ook de uitdrukking op de brats gaan, wat volgens de auteur ‘een dagje weggaan’ betekent.

Uitgaan

De enquête levert ook een groot aantal woorden en uitdrukkingen op die eigenlijk meer algemeen ‘uitgaan’ betekenen:

In een stapje zetten, gaan stappen en op stap gaan, heeft stap de betekenis ‘wandeling’ (WNT). Van Dale verklaart op stap zijn als: ‘aan de boemel zijn’ en stappen als ‘(informeel) cafés bezoeken, uitgaan, boemelen’. Dat werkwoord wordt meestal gebruikt in de uitdrukking een nachtje/avondje stappen. De informant gaf een stapje zetten op, maar meestal zegt men een stapje in de wereld zetten.

Boemelen wordt volgens Van Dale vooral gezegd van studenten die hun tijd doorbrengen met uitgaan en de kroegen aflopen. De link met boemelen in de betekenis‘(van een trein) telkens stoppen, niet opschieten’ is gauw gelegd…

Tjolen betekent letterlijk: ‘dolen, rondzwerven, voortgaan zonder te weten waar men terecht zal komen’. Het woord is volgens het WNT mogelijk verwant met sukkelen.

Op de lappen gaan en op schok gaan krijgen in Van Dale allebei de verklaring ‘aan de zwier gaan’. Volgens Van Dale slaat lap in de uitdrukking op het brede gedeelte van de schoenzool, een betekenis die vroeger in Vlaanderen gebruikelijk was voor lap. In het WNT lezen we dat het werkwoord lappen gebruikt wordt voor ‘drinken’, bijvoorbeeld in de uitdrukking drank in zijn lijf (naar binnen) lappen. Schok is ontleend aan het Duitse Schuck ‘jaarmarkt’, dat teruggaat op het Jiddische sjuk. De oorspronkelijke uitdrukking was uitgaan op de schok, wat betekende ‘op avontuur gaan, op kermissen reizen’ betekende.

Op zwier gaan krijgt in Van Dale de betekenis ‘cafés, nachtclubs, enz. bezoeken’. Het is een typisch Vlaamse uitdrukking; in de Nederlandse standaardtaal zegt men aan de zwier gaan. Zwier is afgeleid van het werkwoord zwieren, wat volgens het WNT ‘her- en derwaarts gaan, rondloopen, dwalen’ betekent, maar ook: ‘zich slingerend, zwaaiend, waggelend, zigzaggend voortbewegen als gevolg van onvoldoende kracht, uitputting en in het bijzonder van dronkenschap’.

Uitgaan, weggaan en voortgaan betekenen respectievelijk ‘naar buiten gaan’, ‘zich verwijderen’ en ‘voorwaarts gaan’, maar werden door de jongeren ook alle drie opgegeven voor ‘op café gaan’. Uitgaan krijgt in Van Dale de verklaring ‘restaurants, cafés, schouwburgen e.d. bezoeken’. Opvallend is dat het aantal attestaties voor weggaan (26) beduidend hoger ligt dan voor uitgaan (16). Dat komt waarschijnlijk doordat uitgaan in jongerentaal de bijgedachte ‘naar fuiven of dancings gaan’ heeft, terwijl weggaan meer algemeen gebruikt wordt voor ‘op stap gaan’. Ook de opgave voortgaan is opmerkelijk. Jongeren gebruiken dat woord waarschijnlijk omdat het gewestelijke taal is voor weggaan in de betekenis ‘heengaan’. Het vreemde is echter dat ze weggaan in deze context niet als ‘heengaan’, maar als ‘op stap gaan’ concipiëren. Het feit dat voortgaan maar twee keer werd opgegeven, bewijst dat dit woord nog niet zo goed in de jongerentaal is ingeburgerd als uitgaan en weggaan. Ook uitzetten werd opgegeven. Het woord wordt volgens Van Dale gewestelijk gebruikt voor ‘op weg gaan’.

Cantussen ten slotte is afgeleid van het substantief cantus, een zang- en drinkfeest voor studenten.

Uit: Variatie(s) op je bord! Dialect en jongerentaal voor eten en drinken (2007).
Onder redactie van Evelien Van Renterghem, Veronique De Tier en Jacques Van Keymeulen.

Meer weten?

Referentielijst Variatie(s) op je bord! Dialect en jongerentaal voor eten en drinken (2007).