Door historische redenen ging de standaardisering van het Nederlands in Vlaanderen pas later van start dan die in Nederland. Het taalbeleid in Vlaanderen werd daarom lange tijd gepercipieerd en georganiseerd als een ‘inhaalbeweging’. Taalbeleidsmakers waren er vooral op gericht zoveel mogelijk Vlamingen ABN te leren en zoveel mogelijk de Noord-Nederlandse norm te imiteren. Dat deden ze op alle mogelijke manieren: via taalrubrieken in de krant (Taaltuintjes) en op tv (Hier spreekt men Nederlands), ABN-weken op school, enz. Alles wat afweek van die Noord-Nederlandse norm werd afgekeurd in de vorm van “zeg niet….maar zeg….”. Woorden, uitdrukkingen en constructies die in Vlaanderen algemeen gangbaar waren, maar niet in Nederland, werden dus niet als standaardtaal beschouwd. Dat is tegenwoordig anders: vandaag is er meer ruimte voor variatie en eigen Vlaamse (standaardtalige!) vormen.
In het programma Hier spreekt men Nederlands werden veel ‘foute’ Belgische woorden besproken en gecorrigeerd. Zo breken Annie Van Avermaet, Fons Fraters en Joos Florquin zich het hoofd over de (correcte) Nederlandse benaming van alledaagse schoolvoorwerpen. Koop geen klasdagboek, maar een agenda en schrijf niet in een notaboekje, maar in een notitieboekje.
Meer over de standaardisering van het Nederlands