Limburgs


Het Limburgs vertoont een aantal verschijnselen die aan het Duits doen denken. Limburgs is echter niet door het Duits beïnvloed; Limburgs en Duits zijn samen tot stand gekomen en hebben daardoor een aantal kenmerken gemeen. In deze video hoor je bijvoorbeeld het Duitse ich voor het persoonlijk voornaamwoord ik. Binnen de Vlaamse, Nederlandse en Duitse dialecten valt er een vrij duidelijke lijn te trekken tussen dialecten die de vorm ik hebben en dialecten die de vorm ich gebruiken. Zo’n scheidingslijn van een dialectkenmerk noemt men een isoglosse. De ik/ich-isoglosse is een bekende isoglosse en wordt ook de Uerdingerlijn genoemd. Ze begint aan de taalgrens in Brabant en gaat dan in een grote boog via Tienen, Diest, het Nederlandse Budel en Venlo naar Duitsland toe. Dat verklaart waarom je in sommige plaatsen in Belgisch-Limburgs zoals Tessenderlo, Lommel en Leopoldsburg toch de vorm ik hoort; ze liggen ten noordwesten van de Uerdingerlijn. 

Daarnaast vormt de Uerdingerlijn ook de noordgrens van de Hoogduitse klankverschuiving: een historische klankverschuiving van de klanken p, t en k naar >pf, >ts/s en >kch/ch (zoals ik > ich). Die klankverschuiving is niet doorgedrongen in alle Middelduitse dialecten. De meest zuidelijke dialecten in Duitsland vertonen de verschuiving in alle woorden. In andere dialecten, meer naar het noorden toe, heeft de klankverandering zich slechts in enkele gevallen gemanifesteerd (bijv.: wel ik > ich maar niet maken > machen). Zo ontstond tussen het Limburgs en het Rijnlands een terraslandschap (de zgn. Rijnlandse waaier) met een steeds toenemend aantal Hoogduitse verschuivingen in zuidoostelijke richting. 

Meer over het Limburgs