Inleiding
Stinkende gouwe is bij het grote publiek erg bekend vanwege zijn heilzame werking tegen wratten. Het is nochtans een onopvallende plant, met zachtgroene, gelobde blaadjes en gele bloemetjes, die op die van boterbloemen lijken. De plant is vooral te herkennen aan het oranjegele melksap, dat te voorschijn komt zodra een stengel gebroken of een blad gekneusd wordt. Het is net dit melksap dat een erg bekend huismiddeltje tegen wratten is. Door het gele sap verschillende dagen na elkaar geregeld op de wratten aan te brengen, verschrompelen ze en durven ze, als u geluk hebt, ook wel eens te verdwijnen.
Kaarten
We konden, dankzij de verschillende enquêtes waarin de benamingen voor de stinkende gouwe opgevraagd werden, twee woordkaarten tekenen. Op de kaart met het oude materiaal zijn de gegevens te vinden die vóór 1950 verzameld werden; de andere kaart bevat voornamelijk materiaal uit de WVD-enquête van 1999. De kaartbeelden zijn niet zo helder, verschillende benamingsgroepen lopen door elkaar.
Op de kaart met de jongste gegevens (kaart 1) zien we in Frans-Vlaanderen de benaming kruidwortels. In West-Vlaanderen en het Meetjesland vinden we seliadone en varianten. Over het hele onderzoeksgebied komen benamingen van het type wortekruid en wrattekruid voor. De officiële naam stinkende gouwe komt eveneens overal voor, maar de variant stinkende vergouwe(n) vinden we enkel in het Waasland.
De kaart met de oudere gegevens (kaart 2) toont een soortgelijke verspreiding, maar vertoont iets meer varianten van de al genoemde benamingen, zoals gouwe, celiadoine en wartekruid. Er staan ook enkele benamingen op die op de andere kaart niet voorkomen. Stinkende mei komt voor in het noorden van West-Vlaanderen; stinkertje, stinkbloem en stinkkruid zijn in het hele gebied te vinden. Melkkruid en melkwied komen enkel in West-Vlaanderen voor. Heel zelden duikt de benaming schel(le)kruid op, en in de streek van Dendermonde vinden we rattekruid.
Dialectbenamingen
We vonden voor de stinkende gouwe in totaal 89 verschillende benamingen terug, die in enkele groepen onderverdeeld kunnen worden.
Namen die wijzen op uiterlijke kenmerken van de plant
kleur
Een erg opvallend kenmerk van stinkende gouwe is het gele melksap, en dit melksap heeft dan ook tot verschillende benamingen geleid. Vreemd genoeg gaat het dan bijna steeds om samenstellingen met gouw of goud. De officiële benaming stinkende gouwe is natuurlijk de bekendste. De varianten gouwe, vergouwe en stinkende vergouwe(n) komen ook vaak voor. Er zijn ook behoorlijk wat unica met gouw of goud op de markt : goudbloem (Schellebelle), gouwekruid (Hofstade), stinkend goud (Zevergem, Zaffelare), stinkende vergoud (Sint-Niklaas), stinkende vergouwbloemetje (Sint-Niklaas), stinkgouwe (Zaffelare) en vergoud (Lede). Lievevrouw-Coopman noemt nog de benamingen goudwortel en vergouwwortel. Slechts drie keer wordt op een andere manier naar het gele melksap van de plant verwezen : er is eenmaal de benaming gele stinker, die in Kaprijke voorkomt; ook citroenplant (Zaamslag) en boterkruid (Aalter) zijn unica.
geur
Zoals al bleek uit enkele van de hierboven opgesomde benamingen, heeft stinkende gouwe een behoorlijk onaangename geur. Getuige daarvan zijn de talrijke benamingen als gele stinker (Kaprijke), Gentse stinker (Zwijnaarde), stinkaard (Gavere), stinkbloem, stinkend goud (Zevergem, Zaffelare), stinkende (gesubst. adj.) (Zaffelare), stinkende gerve (Oostwinkel), stinkende gouwe, stinkend kruid (Duinkerke, Appelterre-Eichem), stinkende mei, stinkende meide (Torhout, Veldegem), stinkende vergoud (Sint-Niklaas), stinkende vergouwbloemetje (Lokeren), stinkende vergouwe, stinkende vergouwen(bloem), stinker(tje) (Beveren (Waas)), stinkerwied (Bambeke), stinkgouwe (Zaffelare), stinkkruid en stinkwied (Poperinge, Wulpen, Kemmel).
habitus
In enkele benamingen voor de stinkende gouwe komt het element mei voor : meide (Rollegem-Kapelle), stinkende mei en stinkende meide (Torhout, Veldegem). De precieze betekenis van dit element mei is niet echt bekend. Bij De Bo, Lievevrouw-Coopman en Teirlinck wordt een mei in eerste instantie als een jonge, bloeiende tak verklaard. Waarschijnlijk verklaart deze betekenis de omschrijving die we in Volk en Taal 2, 2 (1889), 30 vinden: “Onkruid dat recht opweerts groeit en boven ’t ander kruid uitsteekt, zooals dauwkoolen en ander.” Teirlinck vertelt ongeveer hetzelfde : “Bij uitbreiding: alle onkruid, dat, op akkers en velden, als een mai boven de ander planten uitsteekt, als witte ganzevoet (Chenopodium album), melde (Atriplex hastata en patula L.), melkdistel (Sonchus).” De onkruidsoorten die een benaming krijgen waarin mei(de) als tweede deel vervat zit (mei als eerste deel verwijst natuurlijk naar de maand), zijn inderdaad ook steeds grote, vertakte soorten. We kunnen hieruit (voorzichtig) besluiten dat de benaming mei verwijst naar de habitus van de plant.
melksap
De opvallend gele kleur van het melksap leidde tot erg veel benamingen (zie boven). Maar ook naar het melksap op zich wordt in enkele benamingen verwezen : melkdistel (Oedelem, Gijzegem), melkkruid, melkriet (Sint-Andries), melkwei (Rekkem), melkwied en suikermelk (Gijzegem, Hofstade).
Namen die wijzen op eigenschappen of gebruik van de plant
wrattenbestrijding
De bekendste toepassing van stinkende gouwe is het wijdverspreide gebruik ervan om wratten te bestrijden. Dat resulteerde natuurlijk in de namen wratte(n)kruid, warte(n)kruid en worte(n)kruid. Dat die namen over het hele dialectgebied verschijnen, tussen de andere dialectbenamingen door, is niet zo verwonderlijk; op veel plaatsen zullen deze namen direct vanuit het gebruik ontstaan zijn, onafhankelijk van wat in naburige dorpen gezegd werd. Enkele unica die ook hierbij vermeld moeten worden zijn wartelkruid (Kooigem), worpekruid (Adegem), worteblad (Poelkapelle), wortebloem (Sint-Eloois-Vijve), wrattebloem (Ronse) warteblaren (Sint-Gillis-Waas), worten (Lokeren) en tenslotte zwerenbloem (Bazel). De benaming winterkruid (Iddergem) is vermoedelijk een volksetymologie van wortekruid. Het oorspronkelijke woord was voor de gebruikers niet doorzichtig meer; het eerste deel werd dus als winter geherinterpreteerd.
Twee opmerkelijke benamingen die we ook in deze categorie plaatsen zijn rattekruid en kruidwortels, die resp. in de streek van Dendermonde en in Frans-Vlaanderen voorkomen.
De benaming rattekruid is waarschijnlijk ontstaan door volksetymologie. Misschien werd ooit vanuit de standaardtaal of vanuit andere dialecten in deze streek de benaming wrattekruid populair voor stinkende gouwe. In het Dendermondse wordt een wrat echter wert genoemd; de samenstelling wrattekruid werd niet meer begrepen en evolueerde tot rattekruid.
Het Frans-Vlaamse kruidwortels is volgens een typisch Frans-Vlaams procédé ontstaan. Het gebeurt in Frans-Vlaanderen wel vaker dat een benaming wordt gebruikt die ook in West-Vlaanderen voorkomt, maar waarvan het eerste en tweede deel omgewisseld werden. Een bekend voorbeeld daarvan is het woord schuurpoort, dat in Frans-Vlaanderen poorteschuur luidt. Hetzelfde moet hier gebeurd zijn met wortekruid, het eerste deel werd daarbij geherinterpreteerd als wortel, en zo ontstond kruidwortels.
giftigheid
Stinkende gouwe is geen erg giftige plant, maar is bij inname wel erg irriterend voor de slijmvliezen. Dat de plant misschien daardoor verondersteld wordt giftig te zijn, is duidelijk aan de benaming beddevergif (Denderhoutem) en de woorden vergifbloem en vergifkruid uit Paque. Ook het element duivel in duivelbeet (Waterlandkerkje) en duivelskruid (Balgerhoeke, Aalst, Sint-Gillis-bij-Dendermonde) verwijst naar de giftigheid van de plant. De benaming belladone lijkt op het eerste zicht een vergissing, maar komt tweemaal voor (Keiem en Veurne), en is misschien van de echte, heel giftige belladonna overgenomen door associatie met de giftigheid. Hetzelfde zou gebeurd kunnen zijn met de benaming kroontjeskruid (Gits, Hoek, Leffinge, Evergem). Het echte kroontjeskruid (een wolfsmelksoort) heeft net als stinkende gouwe een irriterend melksap.
Namen uit andere talen
Enkele benamingen voor de stinkende gouwe zijn – al dan niet vertaald – overgenomen uit andere talen.
leenvertaling
De wetenschappelijke naam Chelidonium betekent vrij vertaald ‘zwaluwenkruid’. Waarom de plant die naam krijgt, leidde in het verleden al tot enige discussie. Zo beweert de antieke schrijver Plinius dat de plant begint te bloeien bij aankomst van de zwaluwen, en pas verwelkt als de vogels weer vertrekken. Wittstein denkt dan weer dat de zwaluwen de ogen van hun jongen met het gele melksap inwrijven, om hen te laten zien. Genaust houdt het erop dat het gewoon een verwijzing is naar de grijzige kleur van de zwaluwen, die op die van de blaadjes van stinkende gouwe lijkt. Wat er ook van zij, de benaming is vertaald en duikt als zwaalm(e)kruid op in Veurne, Gent en het Gents woordenboek van Lievevrouw-Coopman.
ontlening
De Latijnse naam Chelidonium werd via het Franse chélidoine ook gewoon overgenomen in de Vlaamse dialecten, met de nodige klankaanpassingen. De eerste overname was waarschijnlijk celiadoine of celidoine, waarvan vooral op de kaart met het oude materiaal nog sporen te vinden zijn. Vooral de Franse -oi- was niet zo gemakkelijk, zodat op de meeste plaatsen ondertussen het makkelijker uitspreekbare seliadone gebruikt wordt. Seliadone heeft dan ook nog de varianten salidone, seladone, seliadome, selidone, selidoom, selindone, seliodone, siliadane, siliadone, siliandone, siliodone… In het Meetjesland wordt hier en daar seniadone, seedone of seniadine gebruikt. In Petegem (Oudenaarde) en Waarschoot zegt men seriadone.
Tenslotte is er ook de benaming schelkruid; ook deze naam zou ontstaan zijn uit chelidonium. Schelkruid komt in het Vlaamse dialectgebied slechts enkele keren voor – waarschijnlijk gaat het hier om verlegenheidsopgaven. Alle gegevens komen immers uit een vragenlijst waarin dit woord als antwoord gesuggereerd werd.
Unica en onverklaarbare opgaven
Ondanks alle verklaringen en opzoekwerk, blijven nog enkele onverklaarbare benamingen over. De benamingen palullenkruid (Moorsele) en pannekoek(en)kruid (Moorsele, Sint-Eloois-winkel) zijn misschien overgenomen van het boerenwormkruid, dat ook gele bloemen heeft. Ook de benamingen fleuriskruid (Staden), jozemien (Kaprijke), kattekruid (Aalst), suikermelk (Gijzegem, Hofstade), toverkruid (Serskamp), tuchtekruid (Rumbeke), tuchtig kruid (Veurne) en koekoeksbloem (Vinkem) kunnen van andere planten ontleend zijn. Het is niet duidelijk of het in zo’n geval gaat om een echte benaming voor stinkende gouwe, of om een vergissing van de informant.
Besluit
Het minste wat men van stinkende gouwe zeggen kan, is dat het een veelbesproken plant is. Andermaal valt op, dat een plant met medicinale eigenschappen en een vrij algemene verspreiding in Vlaanderen op een gevarieerd arsenaal aan dialectbenamingen bogen kan. We hopen in dit artikel, ondanks een aantal onverklaarde benamingen, een beeld gegeven te hebben van de rijke diversiteit die de Vlaamse dialectwoordenschat voor planten kenmerkt.
WVD-Contact, jaargang 16, nummer 2, juli 2002
Tineke De Pauw