De gegevens op deze kaart geven een beeld van de woordenschat die jongeren anno 2006 gebruikten voor ‘veel eten’ . De enquête was een project van Variaties vzw, koepelorganisatie voor dialecten en oraal erfgoed in Vlaanderen.
Welke benamingen gebruik je voor een joint?
Verspreiding
- Joint, bijna altijd met Franse uitspraak, is met 297 attestaties de meest voorkomende benaming. Alle andere opgaven scoren beduidend lager.
- De meeste benamingen komen verspreid over Vlaanderen voor.
- Pief(ke) is een typisch Antwerpse benaming, met één uitloper in het Waaslandse Sint-Niklaas.
- Porro en bout werden enkel in West- en Oost-Vlaanderen opgegeven.
- Steckie, stick(ie) komt nauwelijks voor in Vlaams-Brabant en Limburg, maar dat komt misschien doordat er veel minder informanten waren in die provincies.
Opmerkingen
- Sommige van de benamingen (en de bijhorende verklaringen) die hier worden besproken, lijken op het eerste gezicht misschien wat vergezocht. Het is echter belangrijk om te beseffen dat jongeren heel creatief zijn in het bedenken van woorden die met drugs te maken hebben. Getuige daarvan onderstaand fragment uit ‘Lekker belangrijk! Jongerentaal in Nederland’ van Maaike Oppier:
- Hij heeft zelf met zijn vrienden een codetaal. Dat kan het omdraaien van woorden zijn, maar het kunnen ook nieuwe, zelfbedachte woorden zijn voor bestaande begrippen. ‘Zodat we gesprekken kunnen voeren zonder dat iemand het kan begrijpen (…)’. Niet dat hij ze nodig heeft, maar voor drugs bestaan wel ‘een miljoen woorden’. “Lai” dat is coke. “Liko”, dat is ook coke. Dat stond eerst voor kilo. “Sos”, uit de film Scarface. “Nippie”, “wittie”. “Pirkies” zijn pillen. Net als “snoepjes”, “smarties”. Dat ontstaat puur uit lijfsbehoud. De politie moet dat slang ook goed bijhouden.” (p.24)
- Voor bucht, jar, sigaar, peuk en pief: zie het begrip sigaret. Feep (uitspraak /fiep/?) is mogelijk een anagram van pie.
Verklaring van de benamingen
Vorm van de joint
Heel wat benamingen verwijzen naar de vorm van de joint: frietzak, lange, stekkie, sticky, stokske, tak, tipke, tjoep, toep(je), toeter, toet(je), toorts, torentje, teut en tuit. Mogelijk verwijzen ook tut, tutter en zwaantje naar de vorm.
- Een joint wordt meestal schuin opgerold, waardoor hij de vorm van een puntzak of tipzak heeft. De woorden frietzak, tipke, tjoep, toeter, toorts, torentje en tuit verwijzen naar die vorm. Stekkie, sticky, stokske en tak worden vooral gebruikt voor een dunne, rechtgerolde joint, vandaar dat we die woorden ook terugvinden als jongerentaal voor ‘sigaret’.
- Tjoep en toep zijn volgens het WNT vormvarianten van top, dat de betekenis ‘uiterste punt of gedeelte in de hoogte, oorspronkelijk wellicht van een min of meer spits toelopend voorwerp (…)’ krijgt. De vorm tjoep komt volgens het WNT enkel nog in de Zuid-Nederlandse dialecten voor. Tuit heeft ongeveer dezelfde betekenis als top, nl. ‘spits toelopend einde van een voorwerp’ (VD). Teut is een gewestelijke uitspraakvariant van tuit.
- Een frietzak, een toeter, een toortsen een toren zijn alle spitsvormige voorwerpen. Toet(je) is mogelijk een verkorting van toeter(tje).
- Mogelijk verwijst ook zwaantje naar het uiterlijk van zo’n witte, dikgerolde joint. Uit die naam blijkt bovendien een positieve waardering voor het roesmiddel, wat ook het geval is bij de benamingen pretsigaret en vriendje. Zoals reeds gezegd, zijn jongeren vaak heel creatief in het uitvinden van codetaal i.v.m. drugs. Zo lezen we op www.wietforum.nl bijvoorbeeld de uitdrukking een frituurke doen voor ‘een jointje roken’.
- Het woord lange wordt wellicht gebruikt omdat een joint meestal langer en groter is dan een gewone sigaret.
- Tut en tutter betekenen allebei ‘fopspeen’. Alleen tutter krijgt in Van Dale het label ‘spreektaal, Belgisch-Nederlands’. Mogelijk wordt de vorm van een joint vergeleken met die van een fopspeen, maar de gelijkenis kan ook liggen in het feit dat men aan beide voorwerpen zuigt.
Afleidingen van een werkwoord
Net als bij sigaret vinden we ook hier een aantal benamingen terug die afgeleid zijn van werkwoorden die ‘roken’ betekenen: blow, blower, blowtje, paf, saf, smoor, smoring en taf.
- To blow betekent in het Engels letterlijk ‘(uit)blazen’, maar wordt ook in die taal gebruikt voor het meer specifieke ‘roken van hasj of marihuana’. Het gebruik van blow is in die betekenis wel beperkt tot de informele taal.
- Taf slaat in het Standaardnederlands eigenlijk op een soort lichte stof, gemaakt uit zijde. Bij onze jongerenenquête werd het echter opgegeven voor ‘joint’. Bovendien blijkt ook het werkwoord taffen te bestaan in de jongerentaal en dit zowel in de betekenis ‘een sigaret roken’ als ‘een joint roken’. Waarschijnlijk werd taffen gevormd onder invloed van woorden als paffen en saffen en is taf ervan afgeleid.
Verdovende substantie
Heel wat benamingen verwijzen naar de verdovende substantie waaruit de joint bestaat: wiet, gras, groene sig, groene, groentje, kruidensigaret, melangeke, pot, potsigaret, shit, wietrolleke, wietstok, wol, 10-tje en 15-tje.
- Gras, groene sig, groene, groentje en kruidensigaret verwijzen naar eigenschappen van marihuana, die er doorgaans groen uitziet en kruidig ruikt. De benaming grass wordt ook in het Engels gebruikt als slang voor ‘marihuana’. In West-Vlaanderen spreekt men soms van wol (uitgesproken als /wulle/).
- Melangeke slaat op het feit dat men bij het rollen van een joint tabak mengt met marihuana of hasj. Mogelijk moeten we ook fabriekske op die manier interpreteren.
- Pot en shit zijn ontleend aan het Engels. Pot wordt volgens Van Dale voor zowel marihuana als hasj gebruikt, shit alleen voor hasj. Beide woorden behoren tot het populaire taalgebruik.
- Wiet is een vernederlandste vorm van het Engelse weed, dat letterlijk ‘onkruid’ betekent. Het woord wordt in het Engels ook gebruikt voor tabak in het algemeen.
- Een tientje was volgens Van Dale oorspronkelijk ‘een biljet van tien gulden’, maar kan bij uitbreiding ook gebruikt worden voor ‘een bankbiljet van tien dollar, euro, frank enzovoort’. Tientje wordt ook metonymisch gebruikt voor iets met ‘de waarde van een tientje’. De opgaven 10tje en 15tje moeten wellicht op die manier geïnterpreteerd worden, nl. als ‘een hoeveelheid cannabis ter waarde van tien/vijftien euro’. Cannabisgebruikers omschrijven de hoeveelheid drugs die ze kopen of gebruiken vaak met de geldwaarde. Zo lezen we bijvoorbeeld op de website www.drugsforum.nl berichten als: ‘Uit een 5je rol ik er meestal 3 goede, zoiets rond een 0.5 gram/joint’.
Ontleningen aan het Engels
Verschillende woorden voor ‘joint’ zijn ontleend aan het Engels: joint, blow, blower, blowtje, blunt, doobie, jizzer, pot, spliff en shit.
- Het standaardtalige joint (met Engelse uitspraak) wordt door de jongeren meestal op zijn Frans uitgesproken, als /zjwae:/. Het Engelse joint (betekenis: ‘gezamenlijk, gedeeld’) is volgens Van Dale ontleend aan het Oud-Franse jointe, wat ‘samenvoeging’ betekent. De joint ontleent zijn naam dus aan het feit dat hij dikwijls in gezelschap gerookt wordt. Hij gaat dan rond in de groep en wie zin heeft, neemt een trekje. Ook de afkorting J(ke) (uitspraak /zjee/) wordt frequent gebruikt door jongeren.
- Het substantief blunt slaat volgens Van Dale EN op een stomp voorwerp en het adjectief blunt betekent ‘bot, afgestompt’. Op de Urban Dictionary lezen we dat blunt gebruikt wordt voor ‘een uitgeholde sigaar, die men vult met marihuana, zodat je in het openbaar onopvallend drugs kan roken’. De naam zou afgeleid zijn van het sigarenmerk Phillies Blunts. De trend ontstond in de jaren ’80 in de binnensteden en getto’s van de VS.
- Doobie is volgens Urban Dictionary een synoniem voor ‘joint’ dat vooral populair was in de jaren ’60 en ’70. Het woord staat niet in Van Dale Engels-Nederlands.
- Ook jizzer werd niet teruggevonden in dat woordenboek. We vinden er enkel het substantief jizz wat ‘typisch(e) kenmerk(en)’ betekent. Jizzer staat wel op Urban Dicionary, waar het de betekenis ‘penis’ krijgt. Waarschijnlijk verwijst dit woord dus naar de vorm van de joint.
- Splif(f) wordt ook in het Engels gebruikt als slang voor ‘joint’. Op Urban Dicionary lezen we dat het een contaminatie is van split (‘verdeeld’) en spiff (‘goedgekleed’). Het wordt volgens de gebruikers van de internetsite vooral gebruikt voor een joint ‘à la Europe’. Hiermee bedoelen ze een grote, toetervormige joint met half tabak, half marihuana.
- Voor blow, blower, blowtje, pot en shit: zie boven.
Overige
- Pétard is in het Frans populaire taal voor ‘joint’. Het woord is afgeleid van het werkwoord péter (‘scheten laten’) en heeft naast ‘joint’ nog veel andere (verwante) betekenissen, waaronder ‘donderslag’, ‘nieuwtje’, ‘herrie’, enz. Soms wordt het woord in de Vlaamse jongerentaal afgekort tot pet of pit. De Izegemse rappers van ’t Hof van Commerce zingen in het lied ‘Dommestik en Leverancier’: ‘we liggn zwô dikkers overende van ol die pétars dam smôrn tut ip ’t ende’ (= ‘We hebben dikwijls ruzie door al die pétards die we smoren tot het eind’).
- Vreemd zijn de opgaven Danny en Roger, waarbij men de joint omschrijft met een jongensnaam. Mogelijk werd Roger (uitspraak /rozjee/) al grappend gevormd uit de benaming J (uitspraak /zjee/) en gaf dat aanleiding tot het gebruik van nog meer jongensnamen. Bij het begrip ‘sigaret’ werd overigens ook de benaming Rudy opgegeven. Op www.wietforum.nl lezen we dat jongeren op school vaak codewoorden gebruiken i.v.m. drugs, zoals: ‘hey zullen we ff langs Herman gaan?’ (= ‘laten we samen een jointje gaan roken’).
- Porro betekent in het Spaans in de eerste plaats ‘prei’, maar wordt in informele taal ook gebruikt voor ‘joint’.
- Ook bij de benaming vriendje is er sprake van personificatie. Dat woord wordt door jongeren ook wel gebruikt voor een ‘pintje’.
- Bout betekent in het Frans ‘uiteinde, uiterste deel, top, punt’ en bout de cigarette betekent ‘sigarettenpeuk’. Waarschijnlijk is bout in de betekenis‘joint’ hiervan afgeleid, aangezien ook peuk werd opgegeven als benaming voor de joint.
- Banaan en pateeke verwijzen waarschijnlijk naar de roes waarin iemand verkeert, nadat hij een joint gerookt heeft. Beide benamingen werden namelijk ook opgegeven bij de vraag naar het begrip high/stoned (zie verder) en banaan werd ook opgegeven bij zeer dronken.
- De oorsprong van het woord gong voor ‘joint’ is onzeker. Mogelijk wordt het in die context gebruikt onder invloed van het woord bong. Datis Engels voor ‘marihuanapijp’ of ‘hasjiesjpijp’ en wordt ook op Nederlandstalige drugsforums in die betekenis gebruikt.
- Bobber is volgens het WNT een wisselvorm van bobbel en wordt o.a. gebruikt voor ‘iemand met eene korte, ineengedrongen gestalte of met een dik, groot hoofd’. In sommige dialecten betekent het ook ‘mondstuk van een klarinet’. Beide verklaringen kunnen in verband gebracht worden met een joint. In het eerste geval verwijst bobber naar de vorm van de joint (een schuin opgerolde joint heeft een ‘dik hoofd’), in het tweede geval is de overeenkomst dat je de joint (net als de klarinet) aan je mond zet. Bobber bestaat ook in het Engels, waar het ‘dobber, boei’ betekent.
- Waarschijnlijk verwijzen ook titske en titser naar het effect van een joint. Tits is afgeleid van het werkwoord titsen en betekent volgens het WNT ‘aanraking, tik’. Bij titsen lezen we in het Westvlaamsch Idioticon o.a. ‘iemand hitsen en aanprikkelen met woorden of anderszins’. Een titser krijgt in dat werk de verklaring ‘iemand die titst’. We kunnen titske en titser hier dus interpreteren als ‘middel dat iemand ophitst of prikkelt’.
Uit: Variatie(s) op je bord! Dialect en jongerentaal voor eten en drinken (2007).
Onder redactie van Evelien Van Renterghem, Veronique De Tier en Jacques Van Keymeulen.
Meer weten?
Referentielijst Variatie(s) op je bord! Dialect en jongerentaal voor eten en drinken (2007).