Benamingen voor ‘naakt’ en ‘moedernaakt’ in de Westhoekse en andere Vlaamse dialecten 

De Vlaamse dialecten hebben heel wat interessante benamingen voor naakt en vooral voor het versterkend adjectief moedernaakt. We zullen er hier enkele van bespreken aan de hand van twee dialectkaarten. Op die kaarten zijn telkens alleen de Belgische provincies West- en Oost-Vlaanderen weergegeven, samen met Frans-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen.

naakt

Op de eerste kaart zijn de vaakst voorkomende dialectbenamingen voor ‘naakt’ weergegeven. Wat meteen opvalt, is dat het verspreidingsgebied van de meeste benamingen door elkaar loopt en dat er dus niet echt sprake is van gebiedsvorming. De enige uitzonderingen zijn de benamingen padder in het Waasland en in zijn blote, dat alleen in West-Vlaanderen voorkomt. Naakt(e) en bloot komen zowel in Oost- als in West-Vlaanderen voor. Ook in de Westhoek werden ze opgetekend, met als uitspraak nakt(e) en blooët.

Naakt en bloot zijn allebei benamingen die ook in de standaardtaal worden gebruikt. De Bo vermeldt ook de verwante vorm naken. Naakt en de varianten naken en nakend komen al heel lang voor in het Nederlands en gaan mogelijk terug op een Oudnoors werkwoord dat ‘ontbloten’ betekent. Bloot heeft precies dezelfde betekenis als naakt, namelijk ‘onbedekt’, maar de oorsprong van bloot is onzeker. Mogelijk is het verwant met blood, dat ‘verlegen’ of ‘laf’ betekent. Een ander woord dat zeker verwant is met bloot, is blut ‘platzak’. Ze gaan immers allebei terug op bluts, dat zowel ‘kaal’ betekent als ‘beroofd van iets’. Bluts in de betekenis ‘kaal’ is in veel dialecten van de Westhoek zeker bekend, en ook in Frans-Vlaanderen is het een vaak voorkomende benaming. Ook blutsekakker zal veel lezers wellicht niet onbekend in de oren klinken. Deze benaming voor een pasgeboren kuiken of vogel verwijst eveneens naar het nog kale of ‘naakte’ uiterlijk van het jong.

Wat verder opvalt op de kaart is dat de predicatieve uitdrukking in zijn blote alleen voorkomt in West-Vlaanderen. Predicatief betekent dat de uitdrukking alleen gebruikt kan worden als aanvulling bij een werkwoord, bijvoorbeeld ‘hij loopt of staat daar in zijn blote’. De laatste benaming die op de kaart te zien is, is padder. Dat is waarschijnlijk een verkorte vorm van het versterkend adjectief paddernaakt, maar daarover later meer.

Versterkende adjectieven

Vaak wordt aan adjectieven nog een bepaling toegevoegd om te benadrukken dat de eigenschap of toestand die het adjectief beschrijft wel heel erg aanwezig is. Zo kun je bijvoorbeeld hondsmoe of doodsbang zijn, of iets kan keihard of wondermooi zijn. De bepaling vóór het adjectief betekent telkens ‘heel …’, dus ‘heel moe’, ‘heel bang’, ‘heel hard’ of ‘heel mooi’. In het geval van naakt is dat niet zo: ofwel ben je naakt ofwel ben je het niet, je kunt dus niet ‘heel naakt’ zijn. Toch merken we dat de lijst met die zogenaamde versterkende of intensiverende adjectieven bij naakt een heel stuk langer is dan de lijst met de ‘gewone’ adjectieven. Het versterkende element heeft hier dus niet de betekenis ‘heel…’ maar is louter expressief en dient om extra te benadrukken dat iemand naakt is. Rond naaktheid hangt immers, net als rond de geslachtsdelen bijvoorbeeld, een zekere taboesfeer. Er wordt eigenlijk bijna nooit op een neutrale manier over gepraat en er wordt heel vaak lacherig over gedaan. Daardoor – en dat was ook het geval bij de woorden voor de penis – is het aantal ‘gekleurde’, dus niet-neutrale, woorden voor begrippen in die sfeer vaak zeer groot. Er wordt namelijk zeer gemakkelijk verder geborduurd op bestaande benamingen, waardoor telkens nieuwe varianten ontstaan. Enkele van die intensiverende benamingen voor ‘naakt’ zijn weergegeven op de kaart hieronder.

moedernaakt
Samenstellingen met puid– en pad

We kunnen de woorden op deze kaart onderverdelen in verschillende categorieën. Ten eerste zijn er de woorden die samengesteld zijn met naakt of bloot en die als eerste element puid of puit hebben. Zo treffen we op de kaart bijvoorbeeld puidenaakt, puitenaakt, puidjenaakt, puitjenaakt, puidbloot, puidebloot, puitebloot en puitjebloot aan. Het benoemingsmotief is hier duidelijk: de puit (of kikker) is een dier zonder beharing, dat er dus altijd ‘bloot’ uit ziet. Bovendien is de huid van de kikker glad en glibberig, wat het beeld van ‘naaktheid’ nog versterkt. Een onbehaard uiterlijk wordt ook geassocieerd met de pad, en dus wordt ook die gebruikt als eerste element in de samenstellingen. Op de kaart staan geen voorbeelden met pad-, maar het WVD heeft er wel heel wat opgetekend, de meeste daarvan in Oost-Vlaanderen: paddebloot, paddekens, paddemenaakt, paddenaakt, paddernaakt en paddernakend.

Samenstellingen met moeder-

Een tweede grote groep benamingen zijn samengesteld met moeder-. Moedernaakt wordt ook in de standaardtaal gebruikt en de achterliggende gedachte is ‘zo naakt als wanneer je (uit je moeder) geboren wordt’. Op de kaart is te zien dat moedernaakt zowat overal voorkomt: in West- en Oost-Vlaanderen, maar ook een enkele keer in Frans-Vlaanderen. Moedernaakt is niet de enige benaming met moeder– die dialectsprekers gebruiken; we vonden ook nog de varianten moedertjenaakt, moedkenaakt en moeternaakt.

Samenstellingen met pier– en varianten

Ten derde zijn er ook een aantal benamingen met pier– (en varianten daarvan) als versterkend element. De pier (of regenworm) is, net als de kikker en de pad, een onbehaard dier, dat bovendien met de kikker zijn glad en glibberig uiterlijk gemeen heeft. Die eigenschappen maken ook de regenworm dus uitermate geschikt om als aanvulling bij naakt of bloot te dienen. In Schellebelle vonden we pierbloot, en we tekenden ook enkele variaties op pier– op: piepernaakt, pieternaakt en pietjebloot. Toch is het zeker niet uitgesloten dat pietje– eigenlijk geen variant is van pier, maar vanuit zijn eigen betekenis als intensiverend element bij naakt gebruikt wordt. Piet(je) is namelijk een in Oost- en West-Vlaanderen vaak voorkomende benaming voor het mannelijk geslachtsdeel (zoals u ook al in het artikeltje daarover kon lezen) en laat dat lichaamsdeel nu net een van de dingen zijn die het meest opvallen wanneer iemand naakt is…

Samenstellingen met combinaties van versterkende elementen

Tot slot staan er op de kaart ook enkele benamingen die een combinatie bevatten van verschillende intensiverende elementen. In de Westhoek horen we bijvoorbeeld puidemoedernaakt. De bedoeling van het opeenstapelen van die intensiveerders is waarschijnlijk gewoon om nóg meer nadruk te leggen op het bloot-zijn.

Het aantal mogelijke combinaties van versterkende elementen is vrijwel eindeloos. Op de kaart zien we behalve puidemoedernaakt nog puitemoedernaakt, puitjemoedernaakt, paddemoedernaakt, paddermoedernaakt, palmoedernaakt en pallemoedernaakt. Maar er zijn er nog veel meer: bloedmoedernaakt, moederzielenaakt, padderpiddernaakt, patermoedernaakt, pattermoedernaakt, patterpitternaakt, pidderpaddernaakt, piedepoedenaakt, pietepoedenaakt, pietermoedernaakt, pieterpaternaakt, pieterpoeternaakt, pietjemoedernaakt, pietjepaternaakt, pietjepoeternaakt, pietjepoetjenaakt, pietjepoetjenakend, pietpadnakend, pietpoeternakend, poedermoedernaakt, poetjepoedernaakt, puidemoedernakend, puidemoerenaakt en puiemoedernaakt. En het kan nóg iets nadrukkelijker: sommige benamingen zijn combinaties van drie versterkende elementen. Voorbeelden zijn palpieremoedernaakt, pidderpadderpoedernaakt, piedepaddepoedernaakt en pieterpaddermoedernaakt. Uiteraard zijn er nog ontelbaar veel andere combinaties mogelijk.

Wat in het oog springt bij veel van die op elkaar gestapelde versterkende elementen, is dat er vaak sprake is van reduplicatie, bijvoorbeeld in piedepoedenaakt en  pidderpadderpoedernaakt. Reduplicatie betekent dat bepaalde delen van een woord herhaald worden, maar telkens lichtjes worden veranderd. Zo is het in de voorbeelden hierboven telkens de klinker die verandert. Reduplicatie is vaak een kenmerk van woorden uit de kindertaal, omdat ze door de herhaling een speels karakter krijgen. Veel van de versterkende benamingen voor ‘naakt’ worden dan ook gebruikt in de kindertaal.

Liesbet Triest
WVD-Contact, jaargang 25, nummer 1, juli 2011

Meer weten?

Referentielijst

  • De Bo, L.L. (1873): Westvlaams Idioticon. Gent.
  • Reker Siemon (2011): “Dronkener dan dronker, moeër dan moe en nog naakter dan naakt. ‘Dikke’ woorden in enkele dialecten van het Nederlandse taalgebied”. In: V. De Tier, T. van de Wijngaard en R. Keulen (reds.): Het Dialectenboek 11: Sprekend van aard. Bijnamen en karaktereigenschappen in streektalen. Stichting Nederlandse Dialecten/Variaties vzw. Groesbeek/Gent.
  • Philippa, M., F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (reds.) (2003-2009): Etymologisch woordenboek van het Nederlands. Amsterdam, Amsterdam University Press.
  • Triest, L., M. Lefebvre, M. Devos, J. Van Keymeulen en V. De Tier (2010): Woordenboek van de Vlaamse Dialecten. Algemene Woordenschat, Aflevering 7: Het menselijk lichaam. Gent, Academia Press.
  • Woordenboek der Nederlandse Taal, ’s-Gravenhage/Leiden, 1863-1998