Deze stempelkaart van dr. Hugo Ryckeboer geeft een overzicht van de benamingen voor prikkeldraad in de zuidelijk-Nederlandse dialecten. Voor het maken ervan werden de gegevens uit het WVD, het WLD en het WBD samengevoegd. De verschillende benamingen voor het begrip zijn geografische mooi verdeeld. Toch valt er een interessant fenomeen waar te nemen: tussen de aaneengesloten gebieden waar men een bepaald woord gebruikt, duikt het Brabantse pinneke(n)sdraad af en toe op. Dat is bijvoorbeeld het geval in West-Vlaanderen, waar het traditionele stekkerdraad af en toe plaats moet ruimen voor het Brabantse equivalent. Je ziet de Brabantse woorden (aangeduid met driehoekjes) in alle omliggende dialecten terugkeren. Omgekeerd is dat niet het geval. West-Vlaamse woorden, Limburgse woorden… komen niet in de Brabantse dialecten voor. Het Brabantse woord is dus expansief; het verspreidt zich ook naar andere gebieden. Een uitzondering op de omgekeerde beweging zijn de bolletjes die het gebruik van het woord prikkeldraad aanduiden, onder andere in het Meetjesland. Het woord werd er waarschijnlijk geïntroduceerd door Zeeuwse handelaars.
Prikkeldraad wordt door Bekaert geëxporteerd sinds 1880. Deze kaart toont aan hoe krachten uit de maatschappij woordverandering teweeggebracht hebben. Ze toont aan dat dialectwoorden ook gebruikt worden om zelf nieuwe woorden te produceren voor innovaties. Relevant in dit verband zou een onderzoek van de dialectbenamingen voor stekels zijn. Het is een mooi voorbeeld van Brabantse expansie en van hoe een woord als AN of als dialectwoord moet worden bestemd op basis van expansie. De manier waarop het Brabantse woord pinnekesdraad zich verspreidt, wordt parachutering genoemd. Er ontstaan immers kleine woordgebiedjes binnen een groot, samenhangend, linguïstisch gebied.
Melissa Farasyn