Hieronder bespreken we aantal begrippen rond ‘ruzie’. Het materiaal voor deze kaarten komt uit de WVD-aflevering over het karakter en de gevoelens van de mens (2005). De gepresenteerde kaarten zijn, op de laatste na, allemaal gebaseerd op de WVD-vragenlijsten WVD 129 en WVD 140. De kaart ‘kibbelen’ toont gegevens uit ZND 1 (1923) en ZND 36 (1941). We gaan in dit artikel enkel in op de benamingen die op de kaart terug te vinden zijn; gegevens die drie keer of minder opgetekend worden, laten we hier buiten beschouwing.
Ruzie
Verspreiding van de gegevens
De kaart ‘ruzie’ toont woorden die over het hele gebied voorkomen, en enkele meer gebiedsvormende benamingen.
Het woord ruzie zelf (met varianten ruize, ruis, ruze, ruus) komt over het hele Vlaamse taalgebied voor. De benaming boel heeft dezelfde verspreiding, maar werd iets minder opgetekend. Kwestie kent een ruim verspreidingsgebied, maar komt merkelijk vaker voor in het zuiden van het taalgebied. In noordelijk West-Vlaanderen werd het niet gevonden, in noordelijk Oost-Vlaanderen slechts twee maal, en dan zijn er ook nog twee West-Zeeuwse attestaties. Veel meer gebiedsvormend is spel, dat vooral in het zuidoosten van West-Vlaanderen en omgeving opgetekend werd. Ook in westelijk Oost-Vlaanderen waren nog enkele spel-opgaves. Het woord ambras is in een groot deel van Vlaanderen gekend, maar de betekenis ‘ruzie’ is typisch voor de Denderstreek, al werd het ook enkele keren daarbuiten opgetekend. Ten slotte zijn er ook nog een zestal attestaties van miserie, maar deze zijn erg verspreid over het taalgebied.
Verklaring van de benamingen
Ruzie
Het woord ruzie werd in de WVD-vragenlijst het vaakst opgetekend, en is ook het Standaardnederlandse woord.
Ruzie kent in de Vlaamse dialecten verschillende varianten, zoals ruize, ruze, ruus, ruis. Al deze vormen zijn ontstaan uit het middelnederlandse werkwoord rusen, dat ‘lawaai maken’ betekende. De vormen ruis, ruize, ruze en ruus ontstonden eerst. De vorm ruzie is jonger en kende een versterking van de uitgang -e naar -ie, zoals bv. ook in herrie of bombarie gebeurde. In het Standaardnederlands hebben ruis en ruzie nu een aparte betekenis, maar in de Vlaamse dialecten worden ook de vormen ruis en ruus voor ‘ruzie’ gebruikt. Deze betekenisverschuiving van ‘lawaai’ naar ‘ruzie’ is niet moeilijk te verklaren, bij een stevige ruzie wordt immers heel wat lawaai gemaakt.
Boel
Het woord boel met de betekenis ‘ruzie’ is eigenlijk een samentrekking van het woord boedel met betekenis ‘goed, eigendom’. Dit soort samentrekking zien we ook in de woorden leer uit leder en voer uit voeder. In tegenstelling tot deze woorden echter, zijn boel en boedel tegenwoordig nauwelijks nog uitwisselbaar. Het woord boedel heeft een sterk officieel karakter; boel wordt informeel gebruikt voor eigendom, maar kende ook een reeks betekenisverschuivingen. Die verschuivingen gaan meestal de negatieve kant op; boel werd een aanduiding voor allerlei onaangename toestanden en voorvallen, zoals ook ‘ruzie’.
Kwestie
Kwestie is uit het Frans afkomstig, al werd het franse woord question blijkbaar nog beïnvloed door de uitspraak van het latijnse questio. De franse afkomst is ook te zien aan de verspreiding van het woord : kwestie komt vooral in het zuiden van het onderzochte taalgebied voor, tegen de franse grens aan. De betekenis ‘ruzie’ is ook in Van Dale opgenomen.
Spel
Het woord spel is een substantief, afgeleid van het werkwoord spelen. Dit werkwoord komt, in verschillende varianten vanzelfsprekend, in bijna alle Germaanse talen voor, maar werd daarbuiten nergens opgetekend.
Over het woord spel lezen we in het WNT, als zevende betekenis : ‘In een zeer ruime toepassing: hetgeen er te doen is, hetgeen er omgaat, bedrijf, gedoe. Doorgaans in afkeurenden of spottenden zin. (…) Inzonderheid in toepassing op oneenigheid, strijd of krijgsbedrijf.’
Ambras
Ambras is afkomstig van het franse embarras, met betekenissen ‘verlegenheid’ of ‘moeilijkheid, drukte’. Uit deze laatste betekenis zal de Denderstreek-betekenis ‘ruzie’ zich ontwikkeld hebben. We willen er ook opwijzen dat het woord ambras zelf in een groter deel van Vlaanderen wel bekend is, maar vaak enkel met de betekenis ‘drukte, lawaai’. De Zeeuwse muziekgroep Ambras bv., zal zich bij haar naam eerder deze laatste betekenis voorstellen, dan ‘ruzie’.
Miserie
Miserie, dat slechts enkele malen opgetekend werd, is uit het Oudfrans overgenomen en heeft in Vlaanderen dezelfde betekenis ‘narigheid, ellende’. De betekenis ‘ruzie’ valt hieronder, al is het woord miserie waarschijnlijk nergens exclusief aan ‘ruzie’ verbonden.
Ruzie krijgen
Inleiding
Een tweede begrip rond ‘ruzie’ dat we in dit artikel willen behandelen is ‘ruzie krijgen’. Hoewel de meeste antwoorden op deze vraag bestonden uit een samenstelling van het woord voor ‘ruzie’ + vallen, krijgen of komen, is deze kaart een korte bespreking waard.
Verspreiding van de gegevens
Het eerste wat opvalt is de geografische verspreiding in het gebruikte werkwoord. Het duidelijkst is dat natuurlijk te zien bij het meestvoorkomende woord ruzie. De cluster in ruzie komen komt opvallend meer voor in West-Vlaanderen, terwijl in Oost-Vlaanderen voor in ruzie vallen gekozen werd. In de Denderstreek en omgeving wordt daar echter van afgeweken en spreekt men van ruzie krijgen. Bij kwestie valt in weliswaar veel bescheidener mate eenzelfde tendens te noteren. Bij ambras werd voor de cluster ambras krijgen gekozen, wat niet verwonderlijk is gezien de locatie van ambras in de Denderstreek. Boel krijgen komt ook in Oost-Vlaanderen voor, maar alhoewel het woord boel in West-Vlaanderen vaak voorkwam, werd daar geen uitdrukking *in boel vallen of dergelijke genoteerd.
Dat is waarschijnlijk te verklaren doordat de West-Vlaamse sprekers al over twee idiomatische uitdrukkingen beschikken met de betekenis ‘ruzie krijgen’, nl. in stokken vallen en in scheidsmaal komen.
Verklaring van de benamingen
De oorsprong van uitdrukkingen die bestaan uit een samenstelling van een woord voor ‘ruzie’ + vallen, krijgen of komen ligt voor de hand, er wordt hier dan ook niet verder op ingegaan.
In scheidsmaal komen
In scheidsmaal komen is een herinterpretatie van in schisma komen. Het Grieks-Latijnse schisma heeft als betekenis ‘een scheuring in een kerkgemeenschap’, en raakte vooral door het Groot Schisma van de 14de eeuw bekend, toen de katholieke kerk twee pausen kende, nl. één in Rome en één in Avignon. De uitdrukking in schisma komen raakte blijkbaar ook voor ‘gewone’ ruzies in gebruik, en kende door de eeuwen heen verschillende formele veranderingen. In het Vlaamse materiaal werden ook vormen als in sis liggen, in schis komen genoteerd. Bij de uitdrukking in scheidsmaal komen werd het onbegrepen woord schisma als scheidsmaal geherinterpreteerd. Dit herinterpreteren komt vaak voor in de dialecten, men probeert een woord zo te verdraaien dat het plots herkenbare onderdelen krijgt.
In stokke(n) komen
In stokke(n) komen werd enkel in West-Vlaanderen opgetekend, en is er bijna algemeen bekend. De oorsprong van deze uitdrukking is moeilijker te achterhalen. Zeer waarschijnlijk hebben deze stokken dezelfde oorsprong als in de uitdrukking het aan de stok krijgen met iemand, en moeten we stok daarbij zeer letterlijk zien als een instrument om ruzie mee te maken, om te vechten. Waarschijnlijk is daarna een contaminatie met de uitdrukking in ruzie komen opgetreden, en zijn beide uitdrukkingen samengesmolten tot de nieuwe uitdrukking in stokke(n) komen.
Ruzie stoken / ruziestoker
Een derde en vierde kaart rond het begrip ‘ruzie’ zijn de kaarten van ‘ruzie stoken’ en ‘ruziestoker’. Alhoewel de kaartbeelden nogal verschillen, zijn er in de woordenschat zoveel overlappingen dat we de benamingen hier samen kunnen bespreken.
Verspreiding van de gegevens
Op de kaart ‘ruzie stoken’ zien we in Oost-Vlaanderen vooral stoken en combinaties daarmee, zoals ruzie stoken en vuur(tje) stoken. In West-Vlaanderen komen enkele werkwoordelijke samenstellingen met steken voor, nl. leertje steken en strootje steken, met daarnaast nog enkele onafhankelijke werkwoorden zoals vunzen, veurzen, laaien en tinsen.
Bij de ruziestokerkaart dezelfde tendens : stoker en samenstellingen met dit woord zijn vooral in Oost-Vlaanderen te vinden. West-Vlaanderen valt terug op steker-samenstellingen, zijnde leertjesteker en strootjessteker, en kent de substantieven laaier, tinser, titser, veurzer en vunzer. De benaming opmaker komt in het hele gebied sporadisch voor.
Verklaring van de benamingen
Stoken, stoker en samenstellingen
Het werkwoord stoken komt al in het Middelnederlands voor en betekent eigenlijk ‘aansteken, aanwakkeren’; in letterlijke zin wordt het bijna steeds voor vuur gebruikt. In combinaties met ruzie (ruzie stoken, ruziestoker) worden stoken en stoker figuurlijk opgevat. Toch is ook zonder ruzie de figuurlijke betekenis ‘ruzie stoken’ erg algemeen bekend. Op de kaart ‘ruzie stoken’ is te zien dat de uitdrukking vuur(tje) stoken vooral in Oost-Vlaanderen bekend is.
Vunzen, veurzen, vunzer, veurzer, veurzelaar
Vunzen en veurzen gaan beide terug op het werkwoord vunzen. Dit werkwoord ontstond uit venzen, dat in 1567 geattesteerd werd. Venzen zou door een suffix met -s uit *venken ontstaan zijn, wat op zijn beurt verwant is met vonken ‘smeulen’. Ook hier wordt dus een vuur-metafoor gebruikt om de ruzie weer te geven.
Het werkwoord veurzen, dat in dezelfde streek voorkomt als vunzen, is een voorbeeld van hypercorrectie. In het zuiden van West-Vlaanderen kan de n voor een dentaal immers wegvallen, wat de uitspraak [veuz&n] tot gevolg had. Deze vorm kon echter ook ontstaan uit het eveneens in de streek gebruikte werkwoord veurzen, met als betekenis ‘paren’ (vooral bij amfibieën gebruikt). Voor een s of een z kan een r immers ook wegvallen, en in een aantal dorpen is het werkwoord veuzen blijkbaar verkeerdelijk als veurzen geherinterpreteerd. De paring van amfibieën heeft met ruziestoken zeer weinig vandoen.
Vunzer, veurzer en veurzelaar zijn normaal gevormde afleidingen.
Laaien, laaier
Met laaien komen we opnieuw bij vuur terecht. Alhoewel in het Standaardnederlands de betekenis ‘heftig branden’ is, heeft laaien in het West-Vlaams ook een causatieve betekenis : ‘het vuur aanwakkeren’. Net als de vorige werkwoorden met die letterlijke betekenis wordt laaien ook figuurlijk gebruikt om het aanwakkeren van een ruzie weer te geven. Laaier is een afgeleid substantief.
Luizepoke
Luizepoke is het enige substantief waarvoor we geen werkwoordelijke tegenhanger vinden op de kaart ‘ruziestoken’. Toch hebben we ook net als bij alle vorige benamingen hier een link met vuur: een pook is immers het instrument bij uitstek om in een vuur te porren en het zo aan te wakkeren. Dat het figuurlijke gebruik op een wel erg negatief persoon slaat, wordt beklemtoond door het voorvoegsel luize-, dat in West-Vlaanderen vaak gebruikt wordt om heel negatieve begrippen aan te duiden.
Opmaker
Het substantief opmaker heeft eigenlijk een ruimere betekenis dan enkel ‘ruziestoker’. Een opmaker is een ophitser, een persoon die anderen opruit om iets te doen. Aanzetten, opstoken is ook de betekenis van het werkwoord opmaken, waarvan opmaker gewoon afgeleid is.
Tinsen, tinser, titser
Tinsen lijkt het eerste werkwoord in de rij te zijn waar de vuur-metafoor niet gebruikt werd. Het gaat hier om een werkwoord met als betekenis ‘plagen, tergen’ – de betekenis ‘ruziestoken’ is daar nauw mee verwant en is uit die andere betekenis ontwikkeld. Tinser is een afgeleid substantief. Titser is waarschijnlijk een toevallige variant.
Strootje steken
Alhoewel ook stro aan vuur herinnert, heeft deze uitdrukking waarschijnlijk weinig met vuur vandoen. Wèl met blazen misschien, wanneer men het in West-Vlaanderen over ‘strootje steken’ heeft, wordt een oud jongensspel met kikkers bedoeld. Bij dit spel werd een strootje in het achterwerk van een kikker gestopt, waarna de kikker ‘opgeblazen’ werd. Het zou kunnen dat dit opblazen een metafoor geworden is voor het aanwakkeren van een ruzie – al blijft deze verklaring eerder giswerk dan wetenschap.
Leertje steken
De uitdrukking leertje steken is nog ondoorgrondelijker dan bovenstaande, de oorsprong hiervan is zeker nog niet achterhaald. Met leertje wordt waarschijnlijk ladder bedoeld, in de Vlaamse dialecten vaak leer genoemd. Maar de verdere verklaring blijft uit. Indien er lezers van WVD-Contact hierover intuïties hebben, mogen zij ons zeker contacteren!
Kibbelen
Ten slotte bespreken we in dit artikel ook nog het begrip kibbelen, een milde vorm van ruziën.
Verspreiding van de gegevens
Ook op deze kaart opnieuw enkele benamingen die overal voorkomen, en andere die meer gebiedsvormend zijn. Het vaakst werd in Vlaanderen het werkwoord kijven genoteerd. Het komt ook overal voor, maar werd beduidend vaker opgetekend in de streek bezuiden Schelde.
Het werkwoord strijden komt vooral in WV zuidoost voor, maar werd ook daarbuiten regelmatig opgegeven. Kakelen en kekelen zijn gebiedsvormend, maar die gebieden sluiten niet aaneen : kekelen werd in de streek van Ieper-Poperinge en de oostelijke rand van Oost-Vlaanderen genoteerd; kakelen werd enkel daartussen, in WV Houtland en het Meetjesland, gevonden. Verspreid over Oost-Vlaanderen, en in een paar West-Vlaamse grensdorpen, vinden we herrebekken. Disputeren is typisch voor het West-Vlaamse Houtland, en chicaneren werd sporadisch opgetekend in het zuiden van het taalgebied. In oostelijk Oost-Vlaanderen is er laweiten, en in het noorden van de Denderstreek zien we kwest maken.
Verklaring van de benamingen
Kijven
Het werkwoord kijven is een Middelnederlands woord met tegenhangers in verschillende Germaanse talen. Het woord heeft al sinds de eerste attestaties de betekenis ‘kibbelen, strijden’, maar de oorsprong ervan is onbekend.
Strijden
Strijden, afgeleid van strijd (dat zeer waarschijnlijk al in het Indogermaans voorkwam), heeft als eerste betekenis ‘vechten’. De betekenis ’twisten, kibbelen’ is echter ook in het Algemeen Nederlands bekend, en is uit de eerste betekenis voortgevloeid.
Kakelen, kekelen
De werkwoorden kakelen en kekelen zijn frequentatieven van resp. kaken en keken. Deze werkwoorden zijn verwant, in het Middelnederlands werd caken geattesteerd. Oospronkelijk was het een woord voor ‘gebabbel’, van dieren (kakelende kippen), maar ook van mensen. De betekenisevolutie naar ‘kibbelen’ werd al bij kaken en keken genoteerd.
Laweiten
Het werkwoord laweiten is een afleiding van laweit, dat in de Vlaamse dialecten erg algemeen gebruikt wordt voor ‘lawaai’. De oorsprong van laweit is onbekend. Dat het werkwoord laweiten ‘lawaai maken’ een betekenisevolutie kende naar ‘ruziën’ is niet zo verwonderlijk, bij de meeste kibbelpartijen wordt zoals eerder al gezegd behoorlijk wat lawaai gemaakt.
Herrebekken
De oorsprong van het woord herrebekken is niet helemaal achterhaald. Het lijkt waarschijnlijk dat bek in het tweede deel -bekken een verwijzing naar ‘mond’ is, maar herre- is nog onverklaard. Het zou kunnen gaan om het woord herrie, en dan zijn we opnieuw bij het lawaai uit het vorige paragraafje beland. Een andere mogelijkheid is dat herre een vorm is van hader, een woord dat in het middelnederlands een tijd gebruikt werd om een twist aan te duien. Het woord zou uit het middelduits overgenomen zijn, maar verdween spoedig weer uit onze taal. Ook in een woord als harrewarren kan dit hader bewaard gebleven zijn, al is ook dat helemaal niet zeker. Een derde mogelijkheid is dat herrebekken gewoon een rijmende vorming is geweest, zoals kissebissen en rikketikken.
Disputeren, chicaneren
De werkwoorden disputeren en chicaneren behandelen we kort samen, omdat beide uit het Frans overgenomen zijn. Zowel disputer als chicaner betekenen ook in het Frans ‘kibbelen’.
Slot
Hoewel we in dit artikel op heel bescheiden wijze enkele benamingen rond het begripsveld ‘ruzie’ onderzochten, keren enkele benoemingsmotieven steeds terug.
‘Ruzie’ wordt geassocieerd met lawaai (ruzie, laweiten, herrebekken, kakelen, kekelen, ambras), onaangename toestanden (boel, kwestie, miserie, spel) en gevecht (strijden, in stokke(n) komen). De associaties liggen voor de hand: een ruzie is meestal lawaaierig en onaangenaam, en kan in een gevecht uitmonden.
Het aanwakkeren van een ruzie wordt zeer vaak met vuur verbonden (stoken, laaien, vunzen, luizepoke, …), een metafoor die al in het Middelnederlands in bijna alle dialecten voorkwam.
Enkele uitdrukkingen bleven in dit artikel onverklaard. Misschien zijn er lezers van WVD-Contact die ons kunnen helpen bij de vooral in West-Vlaanderen voorkomende zegswijzen stroo(tje) steken en leertje steken? Alvast hartelijk dank!
Tineke De Pauw
WVD-Contact, 18de jaargang, nr. 1-2 december 2004
Meer weten?
Referentielijst
Van Dale (1995) Groot woordenboek der Nederlandse Taal. Van Dale Lexicografie, Utrecht. WNT (1863-1998) Woordenboek der Nederlandsche Taal. ’s-Gravenhage/Leiden