In Vlaanderen hoor je vandaag de dag allerlei soorten Nederlands spreken, gaande van “echt, authentiek” dialect tot Standaardnederlands (= Algemeen Nederlands) zoals dat in de nieuwsprogramma’s van de openbare omroep wordt gebruikt. Taalvariatie is, zoals elke vorm van diversiteit, op zich een positief gegeven. Voor leerkrachten Nederlands komt het erop aan de leerlingen vertrouwd te maken met de belangrijkste componenten van die variatie in het taallandschap – dialect, tussentaal, standaardtaal – die elk hun plaats hebben in de communicatie.
Hieronder worden enkele didactische leermiddelen en lesideeën opgesomd die de leerkracht van nut kunnen zijn om het thema taalvariatie op een boeiende en originele manier te benaderen. Verder worden er in het kader van Stemmen uit het Verleden ook enkele lesideeën aangeboden voor leerkrachten geschiedenis.
Verantwoording
Een educatief luik op een website die Dialectloket heet: moeten de leerlingen dan dialect gaan leren in de les Nederlands? Helemaal niet. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om met het lesmateriaal van Dialectloket de leerlingen het lokale dialect van hun grootouders actief te gaan aanleren. Dialectloket gaat daarentegen uit van systeemonderscheidende strategieën om het leerproces van de thuistaal naar het Standaardnederlands te bevorderen. In plaats van de standaardtaal steeds als uitgangspunt te nemen, krijgt hier het hele spectrum aan taalvariatie een plaats in de les Nederlands. Zo leren jongeren om in het taalcontinuüm waar hun tussentaal deel van uitmaakt, in te schatten welke taalelementen thuishoren in hun tussentaal of dialect en welke tot de algemene standaardtaal behoren. Een grondig inzicht in het Nederlandse taallandschap vormt immers de beste basis voor de verwerving en beheersing van de Nederlandse standaardtaal.
Tussentaal, wa is da?
Het basisidee is dat de leerkracht fragmenten laat horen en die laat beoordelen door groepjes leerlingen die aanduiden welke niet-standaardtalige verschijnselen opvallen. Dit doe je best zonder transcriptie van het fragment, want enkel zo wordt duidelijk welke kenmerken voor de leerlingen opvallen en welke niet. Je kan elk fragment ook tweemaal laten horen en de resultaten van beide luisterbeurten vergelijken (welke kenmerken vallen direct op, welke minder?), de resultaten van de groepjes vergelijken enz. Een overzicht van de kenmerken van tussentaal vind je op deze pagina of in dit artikel.
Kenmerken van tussentaal
Niveau
tweede graad, derde graad
Eindtermen
ASO: 02.03 + 02.13
TSO/BSO: 02.03 + 02.12
(OND. Vlaanderen 2023)
Standaardtaal, tussentaal en dialect
De techniek houdt in dat aan een groep leerlingen enkele geluidsopnames worden voorgelegd. Zij worden gevraagd om de sprekers van die fragmenten te beoordelen. Dat kan met open vragen van de leerkracht (‘wat vond je van het eerste fragment?’, ‘hoe zou je de spreker omschrijven?’) of met vooraf bepaalde criteria (verzorgd/slordig, gezellig/afstandelijk, succesvol, (on)betrouwbaar, enz.) waarop de leerlingen de sprekers en hun taalgebruik scoren.
Wat de leerlingen echter niet weten bij matched guised-onderzoek , is dat het gaat om fragmenten van één en dezelfde spreker die verschillende taalvariëteiten gebruikt. Doordat de stem en de inhoud van de fragmenten steeds dezelfde zijn, kunnen we de attitude van de leerlingen tegenover de verschillende taalvariëteiten achterhalen. Bij mixed-guised onderzoek spreekt telkens een andere persoon de fragmenten in. Hier worden de vragen gesteld of de criteria gescoord telkens nadat de leerlingen een fragment beluisterd hebben.
Je kan iemand op band fragmenten laten inspreken in verschillende variëteiten van het Nederlands (= matched guise), je kan ook gebruik maken van bestaande opnames op deze site (Stemmen uit het heden) of de leerlingen kunnen hun eigen materiaal verzamelen in het Corpus Gesproken Nederlands of in televisie- en radioprogramma’s (mixed guise).
Standaardtaal, tussentaal, dialect
Niveau
tweede graag, derde graad
Eindtermen
ASO: 02.02 + 02.13
TSO/BSO: 02.02 + 02.12
(OND.Vlaanderen 2023)
Reclamespots
Uit onderzoek van Saman (2003) naar tussentaal in reclamespotjes is gebleken dat de makers van de spotjes rekening houden met de taakverdeling tussen de taalvariëteiten in Vlaanderen. Tussentaal wordt immers gebruikt voor de informele, persoonlijke gesprekken (bv. een dialoog waarin ‘gewone mensen’ praten over aanbiedingen); standaardtaal voor de formele, zakelijke mededelingen (bv. een metastem die op het einde van het spotje de boodschap in correcte standaardtaal herhaalt: de voice-over).
Leerkrachten kunnen zelf reclamespots gebruiken in hun lessen om registervariatie aan te tonen. Laat de leerlingen nadenken over het taalgebruik in reclamespots op radio of tv: Zijn die meestal in standaardtaal of in tussentaal? Wat kan een reden zijn voor een reclamemaker om voor een bepaalde variëteit te kiezen? Kunnen ze voorbeelden geven van spots in tussentaal? Toon een aantal spots (of laat ze horen) en laat de leerlingen ontdekken dat de formele, informatieve boodschap vrijwel altijd in Standaardnederlands volgt. Los van de reclamespots kan je de leerlingen nog een aantal situaties laten bedenken waarin ze eerder voor tussentaal of eerder voor standaardtaal zouden kiezen. Laat de leerlingen hun situaties voorleggen en bespreek ze in groep.
Enkele voorbeelden van reclamespots in tussentaal vind je hier (Win for Life). Denk ook aan spots van Hebbes.be , Touring verzekeringen, Gamma, Devos Lemmens, Base, …
Thema
Standaardtaal en tussentaal
Reclame
Niveau
tweede graad, derde graad
Eindtermen
ASO: 02.03 + 02.13
TSO: 02.03 + 02.12
(OND.Vlaanderen 2023)
Jongerentaal
Leerlingen kunnen gevraagd worden typische jongerentaalwoorden uit jongerentijdschriften op te tekenen en te analyseren. Ze kunnen daarbij op zoek gaan naar ontleningen uit vreemde talen, bekrachtigers (bvb. mega, kei), positief-kwalificerende adjectieven (bv. cool, graaf, trendy) en ongebruikelijke samenstellingen (bv. Tommy ‘losse handjes’ Lee, ‘ik-brand-van-nieuwsgierigheid-gehalte’).
Een tip is ook het boek Variatie(s) op je bord! Dialect en jongerentaal voor eten en drinken, een uitgave van vzw Variaties,
een koepelorganisatie voor dialecten en oraal erfgoed in Vlaanderen. Evelien van Renterghem heeft bij jongeren in het hele Vlaamse dialectgebied een enquête afgenomen over jongerentaalwoorden voor allerhande begrippen rond eten, drinken en uitgaan. Zo worden in het boek de jongerentaalwoorden voor onder andere pintje, tipsy, joint, enz. uitgelegd.
Als leerkracht kan je aan de hand van dit boek één of meerdere begrippen selecteren en een werkbundel opstellen waarin een aantal vragen (bv. naar etymologie) gesteld worden. Met behulp van de taalkaarten op deze website en woordenboekmateriaal (bv. WNT) kunnen groepjes leerlingen op zoek gaan naar de antwoorden. Zo ondervinden de leerlingen welke methodes voorhanden zijn om onderzoek naar taalvariatie te verrichten waarbij hun skills om aan wetenschap te doen worden gestimuleerd.
Thema
Jongerentaal
Etymologie
Niveau
tweede graad, derde graad
Eindtermen
ASO: 14, 18*, 31.2, 32.5
TSO: 14, 18*, 30.2, 31.4
(OND.Vlaanderen 2015)
Waar komt mijn naam vandaan?
De leerkracht kan de leerlingen de taak geven hun eigen voornaam en/of familienaam thuis of in de klas op te zoeken. Hiervoor bestaan verschillende tools, zowel online als in boekvorm. Voor familienamen zijn er de website www.familienaam.be en de boeken Mijn familienaam. Waar komt die vandaan? (2012) en het Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk ( 2003) van Frans Debrabandere en Achternamen in Nederland en Vlaanderen. Oorsprong, geschiedenis en betekenis van J. Winkler & J. Nijen Twilhaar (2006).
Vervolgens kunnen leerlingen elkaar de etymologie van hun naam verklaren en aan de hand daarvan kan een indeling gemaakt worden in benoemingsmotieven (bv. patroniemen, eigenschapsnamen,…). Op de website familienaam.be vind je trouwens nog veel meer uitleg over onze familienamen: Hoe zijn die ontstaan? Wanneer zijn ze officieel vastgelegd? Hoe verklaar je de variatie in bv. De Graef/De Graaf. Een komische toets geef je aan je les met enkele foute combinaties van voor- en familienamen. In dit artikel vind je alvast inspiratie.
Thema
Naamkunde: voornamen, familienamen
Niveau
tweede graad, derde graad
Eindtermen
ASO: 02.03 + 02.04 + 02.06 + 02.09
TSO: 02.03 + 02.04 + 02.05 + 02.06 + 02.08 + 02.09
(OND.Vlaanderen 2023)
Stemmen uit het verleden: dialectkennis en dialectverlies
De leerkracht kan met de hele klas lexicaal onderzoek doen naar dialectkennis of dialectverlies. Uitgangspunt daarbij zijn bijvoorbeeld de opnames uit de collectie Stemmen uit het verleden. De leerlingen beluisteren een opname uit de eigen streek en schrijven woorden op die ze zelf niet meer kennen. De betekenis van die woorden gaan ze na in geschreven (dialectwoordenboeken) of online bronnen (woordenbank, WVD, WNT,…). De leerkracht kan die tools aanreiken, maar de leerlingen kunnen ook zelf brainstormen over mogelijke zoekmiddelen en bronnen.
Met de uiteindelijke lijst van onbekende dialectwoorden gaan de leerlingen op pad. Tijdens interviews/enquêtes op straat (de markt is bijvoorbeeld een ideale gelegenheid) vragen ze een aantal mensen uit de omgeving of zij de woorden nog kennen. De resultaten van de enquête worden samengelegd en klassikaal of in groepjes geanalyseerd. Zo worden de leerlingen gestimuleerd om te zoeken naar diepere inzichten en verbanden te leggen tussen dialectkennis en andere factoren zoals leeftijd, woonplaats (stad/dorp),…
De collectie dialectopnames van Stemmen uit het Verleden vind je hier. Met een 750-tal opnames voor 550 plaatsen is er altijd wel een voorhanden uit je streek. Lexicaal onderzoek kan ook vertrekken vanuit een woordveld in plaats van vanuit een opname. Kies bijvoorbeeld een bepaald thema binnen de woordenboeken van het WVD en ga na wat de dialectwoorden voor jouw streek zijn. Ook hieruit kan je een lijst met onbekende woorden opstellen.
Dialect
Taalverandering
Woordenschat
Niveau
tweede graad, derde graad
Eindtermen
ASO: 02.02 + 02.08 + 02.09 + 02.13
TSO: 02.03 + 02.07 + 02.08 + 02.09 + 02.12
(OND.Vlaanderen 2023)
Taalvariatie met Twitter
Twinl.nl is een gratis analysetool waarmee je Vlaamse en Nederlandse tweets vanaf 2010 kan doorzoeken. Twnl toont je voor de woorden die je zoekt waar, wanneer en hoe vaak ze worden gebruikt, door wie en met welke andere woorden ze vaak voorkomen.Wie een zoekterm ingeeft, kan rekenen op een aantal mooie visuele resultaten zoals een heatmap die de verspreiding van het zoekwoord in de tweets weergeeft, een overzicht van de tweets waarin het woord voorkomt, diagrammen met de leeftijd en het geslacht van de twitteraars enz.
Met Twinl.nl kan je vertrekken van klassieke taalzorgitems zoals alweer/weeral of lijstjes van BN en NN zoals pechstrook/vluchtstrook. Zulke items vind je op taaladviessites zoals VRT-Taalnet of Taaladvies.net, in het Gele Boekje van de Standaard of in het boek Typisch Vlaams van Ludo Permentier en Rik Schutz.
Laat de leerlingen de theorie toetsen aan de taalpraktijk: Komen de woorden enkel in Nederlandse of enkel in Vlaamse tweets voor of in het hele taalgebied? Welke variant komt het meeste voor: de regionale of de algemene? Twinl is een moderne tool die aansluit bij de leefwereld van de leerlingen. De applicatie biedt veel mogelijkheden in de les Nederlands en is eenvoudig te gebruiken. Je dient gewoon even een account aan te maken en je kan aan de slag. Een minpuntje: het doorzoeken van de tweets vergt relatief veel tijd. Daarom is het soms handiger om de leerlingen thuis te laten experimenteren met de website, en hen de resultaten te laten meebrengen naar de klas.
Infographics
Visuele schema’s worden al langer gebruikt in het onderwijs om informatie te structureren. Denk maar aan mindmaps die de leerlingen helpen een overzicht te vormen van hun leerstof en door de informatie als beeld voor te stellen, die beter te onthouden. Infographics zijn minder bedoeld als hulpmiddel bij het studeren, maar wel ideaal om leerlingen bepaalde informatie zelfstandig te laten verkennen en daar de belangrijkste informatie uit te lichten. Voor ze de informatie als infographic kunnen voorstellen, moeten ze die namelijk doornemen, hoofdzaken onderscheiden van bijzaken, een duidelijke structuur geven enz. Leren samenvatten dus, met een helemaal up-to-date techniek waarbij ze al hun creativiteit in de strijd kunnen gooien.
Een infographic kan je in principe gebruiken in elke les: aardrijkskunde, biologie, wiskunde en dus ook in de les Nederlands. Een thema dat zich daar perfect toe leent, is het Nederlands in feiten en cijfers.
Waar wordt het Nederlands gesproken in de wereld? Welke variëteiten worden onderscheiden? Hoe oud is het Nederlands? Allemaal vragen waarop leerlingen een antwoord kunnen ontdekken op het Dialectloket of op de website van de Nederlandse Taalunie. Laat je leerlingen die website rustig verkennen en met de gevonden informatie een originele infographic maken over de Nederlandse taal!
Als de leerlingen enthousiast reageren op de opdracht, kan je bovendien een extra fase met posterpresentatie koppelen aan de les, waarin de leerlingen elkaar hun werk tonen. Om voldoende publiek te hebben, werk je hiervoor het best met 2 groepen. Laat telkens een deel van de klas hun poster presenteren, terwijl de andere leerlingen langskomen als publiek. Na ongeveer 20 min. wissel je de groepen.
Om een infographic te maken, bestaan er online verschillende tools zoals Piktochart, Infogr.am en Easel.ly. Je registreren met een gebruikersnaam en wachtwoord volstaat meestal om toegang te krijgen tot de gratis templates. Die zijn beperkt in aantal en mogelijkheden, maar met een beetje creativiteit kan je er best iets moois mee maken. Voorbeelden nodig? Op Google, Pinterest en in de gallerijen van de infographicwebsites vind je inspiratie genoeg!
Nederlands, wereldtaal
Leerlingen kennen het Nederlands als de taal van Vlaanderen en Nederland. Dat het Nederlands ook in Suriname en het Nederlandse Caribische gebied wordt gesproken, komt (vooral in Vlaanderen) minder aan bod. Toch behoort de kennis van het hele Nederlandse taalgebied tot de taalbeschouwelijke basiskennis van elke leerling. Om een meer realistische indruk te geven van ons taalgebied,
kan de leerkracht de geluidsfragmenten van Stemmen uit de wereld gebruiken. In combinatie met een wereldkaart kan je de leerlingen laten raden en aanduiden waar de verschillende variëteiten/zustertalen/dochtertalen van het Nederlands worden gesproken. Een tweede ronde, eventueel met beeldmateriaal, kan meer duidelijkheid brengen.
Een dergelijke quiz in het begin van de les motiveert de leerlingen om na te denken over de verspreiding van het Nederlands in de wereld. De leerinhoud komt meer naar voren wanneer de wereldkaart gezamenlijk voorzien wordt van kleurencodes: het Nederlands als officiële taal, als zustertaal, als dochtertaal, sporen van het Nederlands,…
Nederlands in de wereld, Surinaams Nederlands, Afrikaans
Niveau
eerste graad, tweede graad
Eindtermen
eerste graad A-stroom: 2.4 + 2.11 + 2.12
eerste graad B-stroom: 2.4 + 2.10 + 2.11
tweede graad: 02.03 + 02.13
tweede graad TSO/BSO: 02.03 + 02.12
(OND.Vlaanderen 2023)
De dialectoloog in jou
Het samenstellen van een dialectwoordenboek of het tekenen van een taalkaart begint vaak bij de enquête. De onderzoeker gaat naar de dialectsprekers zelf (de informanten) om er een vragenlijst in te vullen en dialectgegevens te verzamelen. Dat is een proces dat ook leerlingen in de eerste graad zelf kunnen uitvoeren met hun grootouders of andere ouderen (bv. in het plaatselijke zorgcentrum). Enerzijds leert het de leerlingen reflecteren op het gebruik van verschillende taalvariëteiten in hun omgeving en anderzijds draagt de opdracht ook bij aan vakoverschrijdende doelen zoals de ontwikkeling van de communicatieve en empathische vermogens.
Het WVD doet al jaren onderzoek met tal van vragenlijsten, waarvan je er op deze pagina een aantal kan downloaden.
Met de resultaten van de enquête kan je verschillende zaken doen: (1) De leerlingen kunnen de antwoorden van de informanten vergelijken met gegevens uit dialectwoordenboeken. (2) Als alle antwoorden gebundeld worden, kunnen de leerlingen enkele resultaten van hun onderzoek visueel voorstellen met bv. diagrammen van dialectkennis per begrip (hoeveel procent van de informanten kende een dialectwoord), dialectkennis per geslacht, enz. (3) Als er voldoende geografische verspreiding is onder de grootouders, kunnen de gegevens in kaart gebracht worden. Daarvoor gebruik je de Basiskaart van het WVD, met deze korte handleiding. Nu maar hopen op veel variatie en wie weet maken jullie samen een mooie woordkaart!
Thema
Dialect
Niveau
eerste graad
Eindtermen
A-stroom: 2.7 + 2.8 + 2.11 + 2.12
B-stroom: 2.6 + 2.7 + 2.10 + 2.11
(OND.Vlaanderen 2023)
Download
Vragenlijst het lichaam
Vragenlijst school
Vragenlijst kinderspelen
Vragenlijst Tuin en plantensoorten
Vragenlijst huisdieren (hond en kat)
Vragenlijst karakter
Vragenlijst voedsel
Mondelinge geschiedenis = oral history
Geschiedenis laat ons toe een blik te werpen op vervlogen tijden. Ze laat ons zien hoe mensen vroeger leefden en dachten en ze leert ons ook iets over het heden. Via een audiocollectie zoals Stemmen uit het Verleden komt de geschiedenis écht tot leven. We worden terug in de tijd gekatapulteerd: we horen de mensen van toen vertellen over de geschiedenis van vandaag.
Dat doen ze in hun eigen dialect, maar geen zorgen: ook mensen die geen dialect (meer) spreken, kunnen de opnames aan de hand van tekstweergaven en samenvattingen zeker begrijpen.
Via dit artikel komen de leerlingen meer te weten over hoe de collectie doorzocht kan worden.
Leerlingen kunnen via de zoekfunctie ‘thema’ zelf op zoek gaan naar interessante fragmenten over een bepaald thema. Via de zoekfunctie ‘plaats’ kunnen ze gericht op zoek gaan naar de geschiedenis van hun eigen dorp of stad. Wij kozen alvast enkele interessante fragmenten uit:
Vinkt – Tweede Wereldoorlog
Disclaimer: bovenstaande opname bevat gruwelijke verhalen en beschrijvingen over de oorlog. De inhoud kan schokkend en verontrustend zijn voor sommige luisteraars.
Oostduinkerke – IJslandvaart
Sinaai – klompenmaker
Maldegem – modernisering (eerste auto, eerste radio, eerste televisie)
Staden – traditionele landbouw
Mondelinge geschiedenis, oral history
Niveau
tweede graad, derde graad
Eindtermen
ASO/TSO: 08.06 + 08.07 + 08.08
BSO: 08.02
(OND.Vlaanderen 2023)
- Een aantal van bovenstaande lesideeën zijn geïnspireerd op de workshop over onderzoekscompetenties Nederlands van Steven Delarue (Studiedag ‘Competent in onderzoek?’, 03/02/2015, Universiteit Gent). Een uitwerking van de ideeën en meer voorbeelden vind je in de slideshare over de workshop.
- In het lespakket Nederlands in vogelvlucht van de Vlaamse Overheid zit ook een les over het Belgisch Nederlands verwerkt, met een heleboel kant en klare oefeningen.
- Voor de provincie Limburg werkten Jos van Thienen en Rob Belemans een creatief lespakket uit over dialect en taalvariatie, voor de tweede en de derde graad secundair onderwijs: Ich kal ooch Limburgs (2000, Hasselt: Provincie Limburg).
- Fons is een tijdschrift voor vakdidactiek Nederlands en verschijnt tweemaal per jaar online en op papier. Je vindt er concrete lestips en didactisch materiaal, zowel voor taalkundige thema’s als voor de lessen literatuur.
- Twijfelen de leerlingen over spelling, grammatica of taalzorgitems? Laat hen het antwoord zelf opzoeken op Taaladvies.net, op het VRT-Taalnet, op de website van de Taaltelefoon of op die van het Genootschap Onze Taal.