Een lang, zandkleurig tot wit visje, dat maximum 9 cm lang wordt. Het mannetje van de dikkop vertoont op het achterste gedeelte van de rugvin een donkerblauwe vlek en de vrouwtjes hebben een snorretje. De wetenschappelijke naam is Pomatoschistus minutus. De dikkop wordt, net als het harnasmannetje en de zeedonderpad, het vaakst aangetroffen in de netten van garnalenvissers. Die kleine visjes worden dan soms aan boord meegekookt met de vangst en opgegeten.