Limburgse tussentaal

“Fuiven” 

Limburgse tussentaal

Lees de tekst terwijl je luistert
In het midden van de zaal hadden ze dus een podium gemaakt of zo’n verhoog. En daar stond dan de diskjockey. (ahja) Dus dat was eigenlijk zo een groot vierkant in ‘t midden van de zaal en dan van boven zo doeken gespannen. En die heel belichting hing daar zo in stervorm eigenlijk op. (En da was goed) Dat was… dat was eigenlijk wel knap want ik ben dan… de week daarvoor was daar safariparty en toen was alles zo aan de voorkant van de zaal. Dus aan ene kant. Maar ‘k vond zo rond was ook wel tof. (ja) Dus zo’n zo’n dingen in ‘t midden. (En da was in de sporthal) Die… die sporthal wordt daarvoor gebruikt. Ja. Nu veel housemuziek maar uhm ‘t was wel… ‘t was wel plezant. Maar als ge dan bekijkt die collega’s bij mij. Da’s niet te doen . Die gaan d’r dus zo uit de bol . En dan denk ik van moet dat nu echt. Allee ja ten opzichte van die leerlingen. Ge kunt u amuseren en ge kunt heel fijn staan dansen maar d’r zijn ergens toch wel grenzen. (Transcriptie: Lybaert, C. (2014) Het gesproken Nederlands in Vlaanderen. Percepties en attitudes van een spraakmakende generatie) 

Tussentaal is de benaming voor de algemene, informele omgangstaal in Vlaanderen. Deze vorm van taalgebruik wijkt af van het ‘Algemeen Nederlands’ omdat hij ook niet-standaardtalige elementen bevat (ge, boekske,…), maar is ook geen dialect omdat echte dialectwoorden en dialectklanken (errebeeszieëre,…) achterwege blijven. Het is een informele taalvorm die zich tussen de dialecten/regiolecten en de standaardtaal situeert.

In deze opname hoor je een jonge vrouw uit Limburg. Ze vertelt op een informele manier over een schoolfuif waarop ze aanwezig was. Bij zo’n informeel gesprek is het in Vlaanderen heel gewoon om tussentaal te gebruiken. In het taalgebruik van deze vrouw merk je dan ook duidelijk een aantal tussentalige kenmerken: niet-standaardtalige woordenschat (verhoog, plezant, dingen), verbuiging van adjectieven en lidwoorden (ene), weglaten van de eind-t  bij voornaamwoorden (da’s, da), gebruik van het voornaamwoord ge, allerlei tussenwerpsels (allee, hè, ahja), der i.p.v. er, denken van i.p.v. denken.

Lees meer