Koprol: Tuimelperten, kunstlabergen en andere kuren in het gras

De gegevens op de kaart werden verzameld aan de hand van een WVD-proefvragenlijst voor de aflevering over het lichaam. Deze gegevens werden aangevuld met reeds verzameld materiaal uit vragenlijst 123, vraag 85 (december 2000) over het lichaam.

koprol

Op de kaart merken we meteen dat de benamingen waarin het element tuimel- voorkomt veruit het talrijkst zijn. Daarbij valt op dat tuimelet typisch West-Vlaams is, terwijl in Oost-Vlaanderen tuimelpert en tuimelbert overwegen. Daarnaast komt in Oost-Vlaanderen ook tuimeling sporadisch voor. Al deze benamingen zijn afgeleid van het werkwoord tuimelen, dat in de dialecten net zoals in de standaardtaal ‘omvervallen’ of ‘ondersteboven vallen’ betekent. De verwantschap met het Engelse werkwoord to tumble, dat hetzelfde betekent, valt meteen op. Tuimelen is gevormd uit het verdwenen Middelnederlandse werkwoord tuimen, dat naast ‘naar beneden vallen’ in de eerste plaats ‘buitelingen maken, sprongen maken, springen, dansen’ betekende. Tuimelen zelf had vroeger dus een ruimere betekenis dan nu, omdat toen ook dansen, springen en gek doen onder de noemer tuim(el)en vielen.

De woorden tuimeling en tuimelet zijn afleidingen, woorden dus die gevormd zijn met een achtervoegsel. Het eerste is gevormd met –ing, dat hier dezelfde betekenis heeft als in bijvoorbeeld beweging (afleiding van bewegen), besparing, vergeving,… Deze woorden zijn dus zelfstandige naamwoorden die handelingen noemen. Het achtervoegsel –et(te) is een Frans achtervoegsel, vaak met een ‘verkleinende’ betekenis. Mogelijk is tuimelet ontstaan onder invloed van het Franse woord cumulet voor de koprol. Dat hoeft niet te verbazen, aangezien er vroeger al in het lager onderwijs behoorlijk wat Frans werd geleerd. In vele scholen was er één keer in de week verplicht “Franse koer”. De leerlingen waren op die dag verplicht om tijdens de speeltijd Frans te spreken, anders werden ze gestraft. Op die manier kan dus nogal wat Frans in de spelletjeswoordenschat binnengeslopen zijn.

Tuimelpert en tuimelbert zijn geen afleidingen maar samenstellingen; dat zijn woorden waarbij twee apart bestaande woorden zijn samengevoegd. Het tweede deel, –pert, is in deze samenstelling een variant van het Nederlandse part, zoals bijvoorbeeld in de uitdrukking parten spelen, en betekent onder andere ‘gril, malle kuur’.

De overgang van –pert naar –bert is wellicht een geval van zogenaamde volksetymologie. Omdat het element –pert bij vele dialectsprekers weinig associaties met een bestaand woord opriep, werd het tweede lid van de samenstelling veranderd in –berd/–bert (een ander woord voor plank) of zelfs in –berg. De vormen met –berg zijn geconcentreerd in het Waasland. Het oudere Wase woord voor de koprol is waarschijnlijk tuimelberg, met als varianten tuimelenberg en tuimelaberg. Tuimelberg komt in oudere vragenlijsten (uit 1925) nog voor en werd ook opgenomen in het Waasch Idioticon van Joos uit 1900, maar werd bij de recentere opvragingen niet meer opgetekend. De benaming die bij onze Wase informanten wel nog werd opgetekend is kunstlaberg. Het ietwat vreemde tussenvoegsel -la- is er misschien gekomen naar analogie met het verkeerd geïnterpreteerde tuimelaberg, maar waarschijnlijk is het ontleend aan de alom bij dergelijke spelletjes gebruikelijke kreet “hopla!” of “hoepla!”.

De benaming kunstlaberg is uiteraard afgeleid van het woord kunst, dat verspreid in Vlaanderen voorkomt als benaming voor de koprol. Dit laatste woord is qua betekenis nauw verwant met de eerder besproken part of pert, en betekent eveneens ‘malle kuur’. In het noorden van de Denderstreek vinden we ook kaduns(t) terug, wat eigenlijk hetzelfde woord is als kunst, maar met het invoegsel -ad-. Dit invoegsel komt nog voor in de Vlaamse dialecten en wordt op sommige woorden waarschijnlijk toegepast om ze nog wat levendiger en expressiever te maken. Volgens hetzelfde procédé is ook plaveister gevormd uit pleister, machochel uit mokkel, flameien uit fleien, kaveete uit keete, enz…

Nog in dezelfde betekenissfeer ligt het woord kuur, dat niet op de kaart staat, maar dat door verschillende Gentse informanten werd opgegeven. Volgens het WNT is een kuur immers ook een ‘verbazingwekkende verrichting, een kunststuk, een toer’ ofwel een ‘malle manier van doen, een gekke, zonderlinge daad, wonderlijke verrichting, streek, grap of gekheid’.

Tot slot stellen twee benamingen voor de koprol ons nog voor een raadsel. Mogelijk is ook de term tuimelparijs, die enkele keren voorkomt (in Hamme en in Erpe), maar die niet op de kaart werd opgenomen, verwant met het element pert. Daarover werd echter nog geen uitsluitsel gevonden. Veronderstellen dat ook perm(en)toop, dat twee keer in de Denderstreek (in Erpe en in Mere) werd opgetekend, op deze betekenis zou teruggaan, is waarschijnlijk wat te gewaagd. Ook voor deze woordvorm werd jammer genoeg nog geen verklaring gevonden.

Liesbet Triest

Meer weten?

Referentielijst

  • Joos, A. (1900) Waasch Idioticon. Gent – Sint-Niklaas
  • WNT = Woordenboek der Nederlandse Taal. (1863-1998) ’s Gravenhage – Leiden