Meer over tussentaal

Wat je moet weten over tussentaal…


Tussentaal, Verkavelingsvlaams of Soapvlaams?

“Daartussenin bevindt zich echter nog een tussenlaag, die door Geert van Istendael het Verkavelingsvlaams werd gedoopt . Zelf heb ik wel ’s de term soapVlaams gebruikt, omdat het de taal is van de Vlaamse soapseries in contrast met de taal van het journaal, en Jan Goossens heeft ironisch over Schoon Vlaams gesproken. Onder taalkundigen hanteert men vaak de term tussentaal.” (Geeraerts, 2001:338) 

Sinds het begin van het onderzoek naar de  informele spreektaal in Vlaanderen heeft de variëteit al heel wat verschillende namen gekregen. Geert Van Istendael lanceerde Verkavelingsvlaams, een term met een negatieve bijklank; het zou de taal zijn die gesproken wordt in de betere villa’s in Vlaamse verkavelingen, door mensen die zichzelf te goed vinden om dialect te spreken, maar te ‘lui’ zijn om Standaardnederlands te praten. Ook de termen Koetervlaams (Barnard:1999) en Schoon Vlaams (Goossens:2000) hebben dezelfde afkeurende lading. Daarnaast wordt er wel eens van Soapvlaams (Geeraerts:1999) gesproken omdat soaps op televisie bij uitstek een genre vormen waarin een meer informele variant van onze spreektaal te horen is (denk aan Thuis, Familie,…). De term tussentaal werd in 1992 door Johan Taeldeman geïntroduceerd en is ondertussen algemeen gangbaar in het wetenschappelijke discours over de variëteit. Alle termen duiden dus hetzelfde soort taalgebruik aan, maar doen dat niet op een even neutrale manier.

Niet kunnen of niet willen?

“Tussentaal is zowel de nette taal van Vlaamse dialectsprekers die geen standaardtaal kunnen of willen spreken, als de ongedwongen taal van Vlaamse standaardtaalsprekers die in persoonlijker of informeler situaties geen dialect kunnen of willen spreken.” (Taaltelefoon.be, 2015)

Voor een deel is tussentaal de taal van dialectsprekers die wel Standaardnederlands proberen te spreken, maar daar niet helemaal in slagen en ergens halverwege blijven steken. Tussentaal is echter meer dan dat. Het is ook gewoon de taal van mensen die de standaardtaal wel beheersen, maar die niet altijd willen gebruiken. In informele situaties willen ze ook een informele taal spreken, waarin ze zichzelf wel nog herkennen, maar waarin ze ook verstaanbaar zijn voor een heel breed publiek. Tussentaal, als informele Vlaamse spreektaal, is dan vaak een logische keuze.

Dé tussentaal of veel tussentalen?

“Het woord ‘tussentaal’ zet ons dus op het verkeerde been: het gaat eigenlijk niet om een af te lijnen, aparte taal met een set noodzakelijke kenmerken, maar om een talige cocktail waarvan de precieze samenstelling niet zo makkelijk te voorspellen is.”(Jaspers, 2012)

Er bestaat niet iets zoals de tussentaal. Tussentaal bestaat uit een hele reeks niet-standaardtalige elementen, maar hoeveel en welke je juist gebruikt, hangt af van persoon tot persoon, van situatie tot situatie en van streek tot streek. Zo zou je een onderscheid kunnen maken tussen zware tussentaal en lichte tussentaal, Oost-Vlaamse en Limburgse tussentaal, … Ieders tussentaal klinkt anders. Wel is het zo dat de Brabantse tussentaal vandaag alomtegenwoordig is in Vlaanderen, ook buiten Brabant. In ontspanningsprogramma’s op tv (bv. de soap Thuis) is het vaak de Brabants gekleurde tussentaal die wordt gesproken, terwijl andere tussentalen minder te horen zijn. Uit onderzoek is ook gebleken dat programma’s in Brabantse tussentaal veel minder ondertiteld worden dan tegenhangers met andere regionale klanken. Tv-makers gaan er dus blijkbaar vanuit dat iedereen die Brabantse tussentaal duidelijk begrijpt. Taalkundigen menen wel dat de Vlaamse tussentaal steeds uniformer wordt (dat iedereen dus meer dezelfde kenmerken gaat gebruiken, vaak de Brabantse), maar voorlopig is er nog geen duidelijkheid over in welke mate dat gebeurt en hoe onze tussentaal zal evolueren.

Waarom niet gewoon standaardtaal?

“Men accepteert integendeel het bestaan van een formele norm, en ziet die ook het liefst bewaakt worden door een klasse van professionele normkenners […] Maar zelf houdt men zich in het eigen gedrag gemakshalve op een soepele afstand van die norm, behalve dan wellicht in de meest formele omstandigheden.[…] zoals een zondags pak is de hoogste taalnorm iets waarvan de noodzaak buiten kijf staat, maar je er echt goed in voelen doe je niet.” (Geeraerts, 2001:343)

Die uitspraak gaat over de standaardtaal en niet over tussentaal. Wat Geeraerts hier zegt, is dat de Vlaming ‘zich niet goed voelt’ bij het AN. Dat is niet verwonderlijk. Door de lange verfransing van Vlaanderen, werd het Nederlands daar pas laat (eind 19de eeuw) aanvaard als officiële taal. De taalstrijd die daarvoor door de Vlaamse Beweging gevoerd moest worden was er een van de middenklasse die het Frans van de hogere klasse niet kon praten, en het dialect van de lagere klassen niet wou praten. De enige taalvariëteit die tegen het Frans ingezet kon worden, was de volledig ontwikkelde Nederlandse cultuurtaal, zoals die in Nederland wel al tot stand was gekomen. In de jaren 60 van de vorige eeuw werd de noordelijke taalnorm verspreid onder de brede lagen van de bevolking, dankzij de democratisering van het onderwijs, allerlei taalzuiveringswerken en taalacties in de media. Anders dan in Nederland, was de taalnorm hier dus niet van eigen nationale bodem, waardoor weerstanden werden opgeroepen: het Standaardnederlands werd daardoor soms als te ‘Hollands’ en te ‘stijfdeftig’ afgedaan. De Vlamingen hebben de noordelijke norm nooit volledig overgenomen; het Belgisch Nederlands werd een natiolect van de Nederlandse standaardtaal. Daarnaast ontstonden tussen het dialect en de Belgisch Nederlandse norm allerlei tussenvariëteiten, waarin veel Vlamingen zich comfortabeler voelen dan in hun ‘zondagse AN-pak’.

Tussentaal in Nederland?

“De afstand tussen de informele omgangstaal (Verkavelingsvlaams) en het meest verzorgde taalgebruik (Journaalnederlands) is in Vlaanderen aanzienlijk groter dan in Nederland.” (Cajot, 2010:19). 

Tussentaal is de benaming voor een Vlaams taalfenomeen, maar ook in Nederland bestaan er informele taalregisters, die echter dichter bij de standaardtaal staan dan in Vlaanderen. Het zgn. Poldernederlands bijvoorbeeld zou vooral gesproken worden door hoogopgeleide vrouwen. In Nederland is men vrij tolerant tegenover taalvariëteiten, mede doordat men zich daar nooit de dreiging heeft gevoeld door een grote dominante taal, zoals dat wel het geval is voor de Vlamingen m.b.t. het Frans.

Meer weten?
  • Absilis, K. e.a. (2012). De manke usurpator: over verkavelingsvlaams. Gent: Academia Press.
  • Cajot, J. (2010). Van het Nederlands weg? De omgangstaal in Vlaanderen. In: Ons Erfdeel 2010/1, 14-25.
  • De Caluwe, J. (2002). Tien stellingen over functie en status van tussentaal in Vlaanderen. In: Taalvariatie en taalbeleid. Bijdragen aan het taalbeleid in Nederland en Vlaanderen, Den Haag: Nederlands Taalunie, 57-67.
  • De Caluwe, J. (2006). Tussentaal als natuurlijke omgangstaal in Vlaanderen. In: Studia Germanica Gandensia, 19-34.
  • De Caluwe, J. e.a. (2013). Tussentaal: over de talige ruimte tussen dialect en standaardtaal in Vlaanderen. Gent: Academia Press.
  • Geeraerts, D. (2001).  Een zondagspak ? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid, attitudes. In: Ons Erfdeel 44, 337-344.
  • Geeraerts, D. (1999). Hoe gans het volk is de taal? De Vlaamse Taalkloof. In: Over Taal 38 (2), 30-34.
  • Geeraerts, D. en H. Van de Velde (2013). Supra-regional characteristics of colloquial Dutch. In:  Hinskens F. & J. Taeldeman (red.), Language and Space: Dutch.Berlijn: De Gruyter / Mouton
  • Goossens, J. (2000). De toekomst van het Nederlands in Vlaanderen. In: Ons Erfdeel, 43 (1), 2-13.
  • Jaspers, J. (2012). Wat is tussentaal?. In: Boogaard, M. en M. Jansen (red.). Alles wat je altijd al had willen weten over taal. De taalcanon. Amsterdam: J.M. Meulenhoff.
  • Lybaert, C. (2014). Het gesproken Nederlands in Vlaanderen. Percepties en attitudes van een spraakmakende generatie.Doctoraatsverhandeling, Universiteit Gent.
  • Plevoets, K. (2008). Tussen spreek- en standaardtaal: een corpusgebaseerd onderzoek naar de situationele, regionale en sociale verspreiding van enkele morfo-syntactische verschijnselen uit het gesproken Belgisch-Nederlands. Doctoraatsverhandeling, Universiteit Leuven.
  • Taeldeman, J. (1992). Welk Nederlands voor Vlamingen? In: Nederlands van Nu 40, 33-51.
  • Van Istendael, G. (1993). Het Belgisch labyrint. Geheel herziene uitgave. Amsterdam: De Arbeiderspers.
  • www.taaltelefoon.be