Soorten variatie

In elke taal?

Een taal heeft twee dimensies: een homogene en een heterogene. De homogene dimensie zorgt ervoor dat de taal voldoende eenheid vertoont zodat de sprekers van die taal elkaar kunnen begrijpen. Met de heterogene dimensie van taal wordt bedoeld dat elke taal een grote interne verscheidenheid laat zien: geen twee mensen spreken precies hetzelfde. Individuen en groepen gebruiken taal bewust of onbewust om zich te profileren, soms door zelfs maar een heel klein beetje anders te spreken. Elke taal kent dus interne variatie.

4 Soorten variatie

De variatie in talen kunnen we opdelen in verschillende soorten. Elke soort variatie is het onderwerp voor een eigen onderzoeksgebied.

  1. Geografische of horizontale variatie wordt bestudeerd in de dialectologie. Taal verschilt naargelang van de plaats waar ze wordt gesproken. Zo verschilt het dialect van het ene dorp vrijwel steeds van de omliggende dorpen, al is het maar een klein beetje. Met de definiëring van dialectologie moet wel worden opgepast. In de Anglo-Amerikaanse taalkunde wordt élke taalvariëteit als ‘dialect’ bestempeld, de standaardtaal incluis. In de continentale taalkunde wordt de term dialect gereserveerd voor een geografisch bepaalde variëteit.
  2. Sociale of verticale variatie is het onderzoeksgebied van de sociolinguïstiek. Allerlei sociale parameters bepalen de taal van de spreker. Een sociolinguïst bestudeert de relatie tussen die parameters (zoals beroep, sekse en leeftijd) en de taal. Er is bijvoorbeeld een groot verschil tussen het Burgergents en het Platgents. Ook de studie van percepties, attitudes enz. behoort tot het werkterrein van de sociolinguïstiek, een discipline die dus de sociale betekenis van taal tot haar werkterrein rekent.
  3. Situationele variatie wordt bestudeerd binnen de  pragmatiek. Een spreker past zijn taalgedrag aan naargelang van de situatie. Elke taalgebruiker is zich bewust van twee basissituaties: gewoon praten (bijv. met familie of vrienden) en praten terwijl men let op z’n taal. Die laatste situatie kan zorgen voor stress: bijvoorbeeld op mondelinge examens, bij een publieke voordracht of bij het ontmoeten van een belangrijk persoon. De pragmatiek onderzoekt dus de invloed van de situationele context op de spreker.
  4. Etnische variatie is in Vlaanderen vooral ontstaan vanaf de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, toen er een migratiegolf was van vooral Turkse en Marokkaanse arbeiders. Vandaag is een aanzienlijk deel van de Belgische bevolking van vreemde herkomst. Dat brengt op taalgebied heel wat veranderingen mee. De etnolinguïstiek voert allerlei onderzoek naar die veranderingen. Er wordt onder andere bestudeerd of er etnolecten ontstaan en hoe verschillende talen (zoals het Nederlands en het Turks) elkaar beïnvloeden.

 

In welke onderdelen van de taal?

Variatie komt voor in alle onderdelen van de taal:

  • Woordenschat (lexicon): bijv. velo – fiets, containerpark – milieupark, …
  • Uitspraak (fonologie): bijv. de zachte g in Vlaanderen tegenover de harde g in Nederland (groot tegenover chrout). De West-Vlamingen spreken de g dan weer als een soort h uit (hrooët ‘groot’).
  • Zinsbouw (syntaxis): bijv. Ik heb dat niet gedaan – Ik heb ekik dat niet gedaan (subjectverdubbeling: het onderwerp wordt herhaald, een verschijnsel typisch voor zuidwestelijke Nederlandse dialecten).
  • Woordvorming (morfologie): boompje, boomke, boomken, beumke, boomtje, boomtjie, boompie