Afrikaans, een dochtertaal

Inhoud


Afrikaans, Zuid-Afrikaans of Nederlands?

Wie in Zuid-Afrika begroet wordt met “Goeiemôre! Hoe gaan dit?” denkt al snel dat ook Zuid-Afrikanen Nederlands spreken. Dat klopt niet. Ook de term ‘Zuid-Afrikaans’, naar analogie met de naam van het land, is geen juiste benaming. De taal die – naast andere talen – in Zuid-Afrika en in Namibië wordt gesproken en erg op het Nederlands lijkt – maar dus niet is – heet Afrikaans.

Afrikaans is een (en ook de enige) dochtertaal van het Nederlands. Dat betekent dat de taal afstamt van het Nederlands en er nog steeds nauw mee verwant is, maar ondertussen is uitgegroeid tot een afzonderlijke standaardtaal.  Het Afrikaans is dus niet zoals het Surinaams Nederlands of het Belgisch Nederlands een nationale variëteit, maar wel een eigen aparte taal, naast het Nederlands. Toch begrijpen sprekers van het Afrikaans en het Nederlands elkaar doorgaans zonder veel problemen, hoewel de verschillen tussen beide talen ook wel tot hilarische situaties kunnen leiden: kale mannen lopen beter niet op straat in Zuid-Afrika! (kaal = naakt); het woord poes is in het Afrikaans een erg vulgair, seksueel geladen woord. Als je een Afrikaner uitnodigt om te blijven logeren (afr. loseer) kan die denken daarvoor te moeten betalen.


Verspreiding van het Afrikaans

In Zuid-Afrika

Afrikaans is niet de enige taal van Zuid-Afrika. Het land kent 11 officiële talen: 9 Bantoetalen, 1 koloniale taal, het Engels en 1 inheemse taal van Europese oorsprong, het Afrikaans. Daarnaast worden er nog heel wat andere Europese (bv. Duits) of Aziatische (bv. Hindi, Gujarati) talen gesproken, maar die hebben geen statuut als officiële taal. De oorspronkelijke Khoisan-talen zijn in Zuid-Afrika uitgestorven.

  • Zoeloe: 22,7%
  • Xhosa: 16,0%
  • Afrikaans: 13,5%
  • Engels: 9,9%
  • Noord-Sotho: 9,1%
  • Tswana: 8,0%

Bron: Volkstelling 2011

  • Zuid-Sotho: 7,6%
  • Tsonga: 4,5%
  • Swati: 2,5%
  • Venda: 2,4%
  • Ndebele: 2,1%
  • Andere: 1,7%

Veel van die Afrikaanse talen zijn kliktalen. Xhosa wordt dan uitgesproken als klik-osa.

Alle officiële talen worden over het hele land gesproken, maar er zijn wel geografische zwaartepunten. Ongeveer 40% van de Afrikaanstaligen woont in de Westkaap, ongeveer 20% in Gauteng; Afrikaans is de belangrijkste taal van de (dunbevolkte) Noordkaap. In een veeltalig land als Zuid-Afrika beheersen echter veel mensen meer dan één taal. Naast de moedertaalsprekers van het Afrikaans, zijn er nog evenveel tweede- of derdetaalgebruikers. Meer dan 13 miljoen mensen kunnen dus Afrikaans praten en begrijpen.

Zuid-Afrika is door de turbulente geschiedenis van het land een multiculturele gemeenschap. In 2011 telde de staat 51,7 miljoen inwoners, waarvan ongeveer 79% zwarten, 9% blanken, 9% gekleurden (bruinmense) en 3% van Indische/Aziatische afkomst.  Afrikaans is vooral de taal van de kleurlingen en (in mindere mate!) van de blanken, en kent ook bij de zwarte bevolking een lichte opmars. Dat laatste is waarschijnlijk te danken aan de betere scholing van de zwarten, die zowel met het Afrikaans als het Engels de weg naar meer jobmogelijkheden zoeken.

Sinds het verdwijnen van de apartheid in Zuid-Afrika, heeft het Afrikaans ontegensprekelijk een groot deel van zijn status verloren. Tijdens de apartheid was Afrikaans immers naast Engels, één van de twee officiële talen van het land.  Hoewel het Afrikaans strikt genomen niet enkel de taal is van de ‘blanke onderdrukker’, maar ook van de slachtoffers van het apartheidsregime, werd (en wordt) de taal toch met de apartheid geassocieerd. Die historische stempel en de toenemende druk van het Engels, maken dat de Afrikaanstaligen, zowel blanken als kleurlingen, zich zorgen maken over de toekomst van de taal.

In Namibië

Namibië was van 1884 tot 1919 een Duitse kolonie (Duits Zuidwest-Afrika). De Duitse kolonisator richtte in 1904 een genocide aan tegen de Nama- en Hererovolkeren (eerste genocide van de 20ste eeuw, als dusdanig erkend door de Verenigde Naties in 1985). Tussen 1919 en 1991 werd het land bestuurd door Zuid-Afrika; daarna werd Namibië onafhankelijk.

Het Afrikaans is in Namibië de lingua franca tussen de verschillende bevolkingsgroepen; 85% van de ongeveer 2 miljoen inwoners beheerst Afrikaans (meestal naast een eigen, inheemse taal). Namibië schafte echter in 1991 het Afrikaans af als officiële taal, als teken van verzet tegen de apartheid, en koos Engels als enige officiële taal – hoewel die taal maar door 2% van de bevolking als moedertaal gesproken wordt.


Een stukje geschiedenis

Om te begrijpen hoe het Afrikaans is kunnen ontstaan uit het Nederlands, moeten we eerst begrijpen hoe het Nederlands in het zuidelijkste land van Afrika is terechtgekomen. De oorspronkelijke inwoners van Zuid-Afrika: de San (Bosjesmannen), de Khoi (Hottentotten) en de Bantoevolkeren spraken veel verschillende talen. Het Nederlands was niet de taal van de Europeaan die op weg naar India voor het eerst helemaal rond het land voer: in 1488 rondde de Portugees Bartolomeu Dias Kaap Agulhas, het ‘Suidpunt’ van Afrika.

Sindsdien werd het wel steeds drukker aan de kusten van Zuid-Afrika. Met de route naar het Oosten open, was het er een komen en gaan van Portugese, maar ook van Nederlandse handelsschepen. Om die Nederlandse schepen op weg naar het Oosten te bevoorraden, beslisten de bestuurders van de Vereenigde Oostindische Compagnie (de VOC) aan Kaap de Goede Hoop een verversingsstation op te richten. Dat verversingsstation, in 1652 gesticht door Nederlander Jan van Riebeeck, is de kern van de latere Kaapkolonie. De oorspronkelijk kleine landbouwgemeenschap bleef groeien en tussen 1658 en 1807 werden er ongeveer 60.000 slaven ingevoerd uit andere delen van Afrika en uit Azië. Vermenging van de blanke heersers, de aangevoerde slaven en de inlandse bevolking deed een ‘gekleurde’ bevolking ontstaan in de Kaapkolonie.

Niet alleen de Nederlanders voeren naar Zuid-Afrika, maar vanaf het einde van de 18de eeuw zetten ook de Britten (in een campagne tegen de Franse Republiek, waarvan Nederland een vazalstaat was) hun zinnen op de Afrikaanse kolonie.In 1814 werd de Kaapkolonie officieel overgedragen aan de Britse kroon, en werden Engelse ‘settlers’ naar Zuid-Afrika gebracht. Conflicten met de Britse heersers (o.a. in verband met de afschaffing van de slavernij)  leidden in 1834-1840 tot die Groot Trek van de blanke Afrikaanstalige inwoners van de kolonie, de Afrikaners of de Voortrekkers. Zij stichtten verder in het noordoosten en het oosten een aantal onafhankelijke Boerenrepublieken, die later (na de ontdekking van goud en diamant) de inzet werden van twee Boerenoorlogen (1880-1881 en 1899-1902) met de Britten. Na de tweede strijd moesten de Afrikaners het onderspit delven en vielen hun binnenlandse Boerenrepublieken Oranje-Vrijstaat en Transvaal in Britse handen.

In 1910 sloten de Kaapkolonie, Natal, Oranje-Vrijstaat en Transvaal aaneen tot de Unie van Zuid-Afrika, een Britse kolonie met zelfbestuur. Dat bestuur was sterk gebaseerd op raciale segregatie of een ongelijke rechtspositie voor de verschillende bevolkingsgroepen (bruin, zwart, blank,…). Die politieke, maatschappelijke en economische discriminatie werd in 1948 bij wet vastgelegd met de instelling van de apartheid door Hendrik Verwoerd. Het land werd opgedeeld in raciale zones; veel gebouwen hadden gescheiden ingangen voor blanken en zwarten. Zwarten werden gedeporteerd naar gebieden die als onafhankelijke landen werden beschouwd, zodat ze in Zuid-Afrika als goedkope gastarbeiders konden worden ingezet, enz.

Het apartheidsregime is meer dan 30 jaar lang, en vaak met het nodige geweld, bestreden door het ANC (Afrikaans Nationaal Congres) en andere bevrijdingsbewegingen. De bekendste leider van het verzet, Nelson Mandela, zat 27 jaar gevangen, waarvan het grootste gedeelte op Robbeneiland. Door de apartheid raakte Zuid-Afrika zowel op politiek als op economisch, sportief en cultureel gebied internationaal geïsoleerd. In 1961 verliet Zuid-Afrika het Britse Gemenebest  en werd een onafhankelijke republiek.

Onder internationale druk – en omdat de situatie gewoon onhoudbaar werd – begonnen in de jaren 80 dan toch de onderhandelingen met de zwarte meerderheid en de ANC-leiding. In 1990 werd Mandela vrijgelaten en in 1993 werd een nieuwe grondwet goedgekeurd. De eerste democratische verkiezingen in Zuid-Afrika (1994) werden gewonnen door het ANC, met Nelson Mandela als eerste zwarte president. Ook bij de volgende verkiezingen bleef het ANC aan de macht; Mandela werd als president opgevolgd door Thabo Mbeke en Jacob Zuma. Zuid-Afrika is de belangrijkste politieke en economische macht van Afrika, maar kampt desondanks nog met grote problemen zoals hoge criminaliteitscijfers, de aids-epidemie, een enorme kloof tussen arm en rijk en een massale toestroom van vluchtelingen uit andere Afrikaanse landen.


Ontstaan van het Afrikaans

De Kaapkolonie was een veelkleurige en veeltalige maatschappij: kolonisten spraken er Nederlands of andere Europese talen; de aangevoerde slaven spraken Portugees, Bantoetalen en Maleis en de inheemse bevolking behield lang de eigen Khoisan-moedertalen. In zo’n gemeenschap kon er niet anders dan met een lingua franca gecommuniceerd worden. Daarvoor kwamen ook het Portugees en Maleis in aanmerking, maar uiteindelijk werd toch het Nederlands de contacttaal tussen de verschillende bevolkingsgroepen.

Alle contacttalen kwamen in de kolonie vooral in hun volkstalige vorm voor, terwijl de Nederlandse standaardtaal voor officiële gelegenheden werd gebruikt. De meeste Nederlandse immigranten in de 17de eeuw spraken Zuid-Hollandse (en Zeeuwse) dialecten. Hun verkleinwoorden op –ie (zoals in bakkieboompie) en de ee  voor de lange aa (zoals in pers ‘paars’) hoor je bijvoorbeeld ook in het Afrikaans. De taal onderging ook veel invloed van de aanleerdersvariëteiten van het Nederlands die in de kolonie ontstonden. Ook de inheemse Khoi-bevolking moest immers communiceren met de anderstalige immigranten en ontwikkelde daarvoor een soort vereenvoudigde versie van het Nederlands. Dat pidgin werd overgenomen door de andere slaven en groeide uiteindelijk uit tot een gecreoliseerde variëteit van het Nederlands, gesproken door de gekleurde bevolking. Ook typische kenmerken daarvan zie je nog steeds in het Afrikaans, vooral in de vereenvoudigingen die de taal laat zien in vergelijking met het Nederlands (bv. wegvallen van vervoegingen: ek loop, jy loop, hy loop, ons loop, julle loop …).

Het Standaardafrikaans zoals we het nu kennen is een versmelting van het Kaaps-Hollands van de blanke kolonisten en het Khoi-Afrikaans van de gekleurde bevolking. Dat eerste heeft ervoor gezorgd dat het Afrikaans zo goed op het Nederlands is blijven lijken; het tweede verklaart vooral de vereenvoudigingen in de taal.


De strijd voor het Afrikaans

Onder het Nederlandse bewind was de bestuurstaal van de Kaapkolonie altijd het Standaardnederlands (met in de praktijk de Afrikaanse versie ervan als omgangstaal). Wanneer de Kaapkolonie echter in Britse handen viel, werd het Nederlands door het Engels vervangen als bestuurs- en rechtstaal. Dat was natuurlijk tegen de zin van de Boeren, de blanke Afrikaners, die de strijd aangingen tegen de verengelsing. Aanvankelijk deden ze dat niet ten voordele van het Afrikaans, maar ijverden ze voor de rechten van de Nederlandse standaardtaal , de taal van Nederland en Vlaanderen. Pas in 1882 werd het ‘Hollands’ opnieuw als ambtelijke taal toegelaten in het Kaapse parlement.

In die tijd (19de eeuw) werd het Afrikaans immers beschouwd als een loutere spreektaal, die niet geschikt was voor de hogere sferen van de maatschappij. De leuze van de in 1890 opgerichte Zuid Afrikaansche Taalbond was: “Leer Nederlands, schrijf Nederlands, en spreek Afrikaans”. De eerste oproep (in 1872) om van het Afrikaans een cultuurtaal te maken en de bijbel in het Afrikaans te vertalen ten behoeve van de kleurlingen vond dan ook weinig weerklank. Het Genootskap van Regte Afrikaners (GRA), dat in 1875 in de Paarl werd opgericht, met als belangijkste figuur S.J. du Toit,  ijverde echter met o.a. Die Afrikaanse Patriot voor het schrijven van Afrikaans.

Na de tweede Boerenoorlog werd de Afrikaanse omgangstaal opgewaardeerd. In tijdschriften, kranten en door literatuur bewees een jongere generatie Afrikaners dat het Afrikaans wel als geschreven cultuurtaal kon dienen. Zij waren succesvol in hun opzet: in 1925 werd in de grondwet ingeschreven dat met ‘Hollands’ ook het Afrikaans bedoeld kon worden; het woord verwees dus zowel naar het Nederlands als naar het Afrikaans. [Het Hollands werd al in 1882 als officiële taalerkend, naast het Engels] Nog later, in 1961, werd het Nederlands uit de grondwet geschrapt en werd Afrikaans de enige officiële naam van de Nederlandse dochtertaal in Zuid-Afrika. Hoewel het Afrikaans zowel de taal was (en nog steeds is) van een groot deel van de blanke bevolking als van de kleurlingen (de ‘bruinmense’), werden de taalbewegingen voor het Nederlands/Afrikaans en tegen het Engels altijd volledig gedragen door de blanke Afrikaners. Een uitzondering is wel de Moslim-taalbeweging, die in de 19de eeuw vooral religieuze teksten heeft voortgebracht in het Afrikaans, maar geschreven in Arabische letters.

Ondanks de officiële status van de taal, blijft het Afrikaans vandaag in de Zuid-Afrikaanse maatschappij (de overheid, het hoger onderwijs, het bedrijfsleven,…) onder sterke druk staan van het Engels.  Het is de enige taal die na de apartheid status heeft verloren. Afrikaans werd en wordt dikwijls gezien als de taal van de apartheid en discriminatie, als de taal van de onderdrukker, hoewel ook veel  tegenstanders van de apartheid Afrikaanstalig waren. Daarbij komt natuurlijk nog dat Engels de wereldtaal bij uitstek is en het voor de overheid makkelijker is om maar één taal te moeten gebruiken in plaats van elf.

Veel Afrikaanstaligen maken zich zorgen om het voortbestaan van hun taal als cultuurtaal, en proberen het Afrikaans te verdedigen tegen de verengelsing. In 2008 werd in Wellington de Afrikaanse Taalraad (ATR) opgericht, die een 40-tal organisaties bijeenbrengt. De beweging voor de verdediging van het Afrikaans brengt nu mensen van alle bevolkingsgroepen bij elkaar.


Kenmerken van het Afrikaans


Spelling

Nederlandstaligen die Afrikaans kunnen verstaan, kunnen het daarom nog niet schrijven. De spelling van het Afrikaans staat dichter bij de uitspraak dan in het Nederlands. In het Afrikaans schrijft men dus makkelik, en niet makkelijk, zoals in het Nederlands. Enkele vereenvoudigingen zijn:

  • Geen onderscheid tussen ou en au, alles is ou: blou, restourant,…
  • Geen onderscheid tussen g en ch, alles is g (behalve in leenwoorden): argief, laggende, chaos(leenwoord)
  • het Afrikaans kent geen tussen-n in samenstellingen: woordeboek, hondehok,…
  • de c komt niet voor in het Afrikaans: sent, kafee

Ouderwets aandoend – voor Nederlandstaligen – is dan weer de spelling y voor ij. Let ook op de manuele schrijfwijze van de cijfers één en zeven. In Zuid-Afrika wordt de één zonder haakje bovenaan geschreven (als een I dus) en de zeven zonder dwarsstreepje door het opstaande beentje (als een 7, net zoals in een typoscript). Een handgeschreven één (als 1, met een haakje bovenaan) kan door een Zuid-Afrikaan makkelijk als een zeven geïnterpreteerd worden en tot financiële misverstanden leiden.

Terug naar overzicht


Uitspraak

Standaardafrikaans en Standaardnederlands zijn onderling zeer goed verstaanbaar. De uitspraak van het Afrikaans verschilt echter op een heel aantal punten op subtiele wijze van die van het Nederlands. Hieronder vind je een overzicht van de markantste verschillen.

  • Nasale lange klinkers: Dat zijn klanken die door de neus worden uitgesproken als in het Franse un bon vin blanc. Het Standaardnederlands heeft geen nasale klinkers, behalve in leenwoorden. Het Afrikaans heeft die  wel, bijvoorbeeld in woorden als dans en ons.
  • Uitspraak v-, g- en z: Net zoals in Nederland spreken Afrikaanstaligen de v, g en z aan het begin van woorden uit als f, ch en s. Verstemlozen heet dat, omdat bij de uitspraak van die klanken de stembanden niet trillen. In Vlaanderen komt dat verschijnsel niet voor.
  • Portugese invloed: Een niet-beklemtoonde korte o zoals in hotel wordt in het Afrikaans uitgesproken als een oe: “hoetel”. Dat is waarschijnlijk invloed van het Portugees.
  • De skDe Nederlandse sch– is een ‘onnatuurlijke’ klank, in die zin dat de combinatie s + ch maar weinig wordt aangetroffen in de talen van de wereld. In veel Nederlandse dialecten zegt men sk- of sj-. De De sk is ook in het Afrikaans waarschijnlijk behouden of hersteld: skryf, skool. Niet vreemd voor een taal die veel vereenvoudigingen vertoont ten opzichte van het Nederlands.
  • Wegvallen van g en vEen g of een v tussen 2 klinkers kan in het Afrikaans soms wegvallen. Waar wij leger zeggen, spreken zij van leër en het Nederlandse avond verandert in aand. De wegval van de -g- komt ook voor in de Oost-Vlaamse dialecten (zèèën, ‘zeggen’). De wegval van de -v- is minder frequent (geen, ‘geven’).
  • Wegvallen van eind-tAan het einde van een woord, in een cluster van verschillende medeklinkers, valt de eind-t in het Afrikaans vaak weg: nag (<ndl. ‘nacht’), drif (<ndl. ‘drift’).
  • Clustervereenvoudigingen: Woorden waarbij veel medeklinkers op elkaar  volgen, zijn in het Afrikaans vereenvoudigd: sels <ndl. zelfsgereeskap <ndl. gereedschap.
  • Van d naar r:  De Nederlandse -d- verandert in het Afrikaans soms in een -r-mirrag <ndl. middag

Terug naar overzicht


Grammatica

Heel wat verschillen tussen het Nederlands en het Afrikaans betreffen de grammatica van beide talen. Door de gecreoliseerde roots van de taal, zijn die verschillen met het Nederlands vaak vereenvoudigingen. Voor een volledig overzicht van de grammaticale kenmerken raadpleegt men het beste een grammatica van het Afrikaans. Hieronder lijsten we alvast een paar opvallende verschijnselen op.


Woordvorming

  • Verkleinwoorden op ie: De Afrikaanse verkleinwoorden op –ie (boompie, bakkie) zijn typisch Hollands en worden in het Afrikaans heel veel gebruikt. Opmerkelijk is dat de uitgang –tjie in het Standaardafrikaans als [-ki] wordt uitgesproken: kafeetjie [kafi:ki].
  • Meervoud:Waar het Nederlands een en-uitgang toevoegt, voegt het Afrikaans meestal een –e (aap-ape) toe.  Het Afrikaans heeft veel meer s-meervouden dan het Nederlands: dus niet alleen tafel-tafels, zoals in het Nederlands, maar ook seun-seuns, leeu-leeus,…
  • Dit en ons: voor het onzijdige voornaamwoord het, gebruikt het Afrikaans ditHoe gaan dit? (‘Hoe gaat het?’). Nog een verschil met het Nederlands is dat de objectsvorm ons ook gebruikt wordt als onderwerp van een zin, waar het Nederlands wij gebruikt: Ons het ons huis verkoop ‘We hebben ons huis verkocht’.
  • Vereenvoudiging bij werkwoorden: Een zeer opvallend onderscheid tussen Nederlands en Afrikaans is het verdwijnen van het onderscheid tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Alle sterke werkwoorden (behalve een paar uitzonderingen) zijn er zwak geworden: vinden – gevind, denken – gedink, kopen – gekoop, schieten – geskiet,… De vereenvoudiging bij de werkwoorden gaat nog verder; ook alle vervoegingen zijn verdwenen. Elk werkwoord heeft dus nog maar 2 vormen: stam en voltooid deelwoord: ek loop, jy loop, hy/sy/dit loop, ons loop, julle loop, hulle loop, het geloop.
  • Lidwoorden: Het Afrikaans kent geen verschil tussen de- en het-woorden; het grammaticale geslacht is verdwenen. Het bepaalde lidwoord is altijd diedie man, die vrou, die kind.
  • Hierdie en daardie: het Afrikaans heeft andere aanwijzende voornaamwoorden dan het Nederlands. Voor deze/dit gebruikt het Afrikaans hierdie; voor die/dat is er daardieHierdie pen is de myne.
  • Reduplicatie: typisch voor het Afrikaans zijn reduplicaties of verdubbelingen. Ze komen voor bij alle woordsoorten en drukken verschillende betekenissen uit:
  • ndl. Hier en daar groeien er boompjes. = afr. Plek-plek kom daar boompies op.
  • ndl. Een heel lang verhaal = afr. ‘n Lang-lang storie
  • ndl. De prijzen staan op het punt te dalen. = afr. Die pryse wil-wil daal.
  • ndl. Het gaat binnenkort regenen. = afr. Dit gaan nou-nou reën.
  • ndl. De meisjes stappen per twee naar huis. = afr. Die meisies stap tweetwee huis toe.

Zinsbouw

  • Vir: Lijdende en meewerkende voorwerpen die personen aanduiden, kunnen met vir verbonden worden: Ek het vanmiddag vir Maria raakgeloop (‘Ik heb vanmiddag Maria ontmoet’).
  • Betrekkelijk voornaamwoord: Het betrekkelijke voornaamwoord is altijd watDie toeriste wat die land binnekom (‘De toeristen die het land binnenkomen’).
  • Dubbele negatie: Typisch voor het Afrikaans is de dubbele negatie nie … nie: Dit reën nie besonder hard nie (‘Het regent niet erg hard’). Opmerkelijk zijn ook de negatieve imperatieven met moenieMoenie stop nie (‘Niet stoppen!’).
  • Wederkerende werkwoorden: Het wederkerend voornaamwoord zich komt in het Afrikaans niet voor. Net zoals in de westelijke dialecten van het Nederlands gebruikt men hem (afr. hom)/haar als voornaamwoord: Hy verskuil hom (‘Hij verbergt zich’).

Terug naar overzicht


Woordenschat

De woordenschat van het Afrikaans stemt voor 90% overeen met die van het Nederlands. De basiswoordenschat loopt nagenoeg volledig parallel. In de loop der eeuwen zijn er echter ook veel woorden ontleend uit andere talen. De leenwoorden komen vooral uit het Khoisan, het Maleis en het Portugees, de Bantoetalen en het Engels. Het Engels heeft verreweg de sterkste invloed op de woordenschat gehad en heeft dat nog steeds. Uiteraard heeft ook de Nederlandse standaardtaal zeer veel leenwoorden geleverd – meer bepaald toen het Afrikaans een officiële taal werd,  maar die invloed is om evidente redenen niet zo duidelijk te zien.

< Khoisan
Gogga: insect
Kwagga: zebra
Abba: op de rug dragen

< Maleis
Baie: veel
Nooi: meisje
Piesang: banaan

< Portugees
Tronk: gevangenis
Mielie:  maïs
Sambreel: paraplu

< Bantoetalen
Kaia: hut
Mamba: erg giftige slang
Indaba: beraad

< Engels
Brekfis: ontbijt
Enjin: machine
Sokker: voetbal

< Leenvertalingen uit het Engels
Bladuitleg: lay-out
Terugvoer: feedback
Mandjiebal: basketbal

Er wordt heel wat onzin verteld over de ‘leuke’ neologismen in het Afrikaans. Vele daarvan  zijn slechts verzinsels (een stewardess is een lugwaardin en geen zweefteef). De dominantie van het Engels heeft in het Afrikaans, net als de dominantie van het Frans in Vlaanderen, wel een puristische reflex teweeggebracht. Sommige van die Afrikaanse nieuwvormingen klinken voor Nederlandstaligen soms komisch, terwijl ze in het Afrikaans heel gewoon zijn. Komisch zijn ook de misverstanden die kunnen ontstaan op basis van zogenaamde ‘valse vrienden’. Niet alle woorden die zowel in het Afrikaans als in het Nederlands bestaan, hebben immers in beide talen dezelfde betekenis!

Afrikaanse nieuwvormingen

  • Blokkieraaisel: kruiswoordraadsel
  • Gemorspos: spam
  • Hysbak:  lift
  • Kaaldans: striptease
  • Moltrein: metro
  • Vonkelwyn: champagne
  • Kameelperd: giraf
  • Duikweg: tunnel

Valse vrienden

  • Net: niet zopas maar enkel
  • Amper: niet nauwelijks maar bijna
  • Bees: geen beest maar een koe
  • Kaal: niet haarloos maar naakt
  • Bloot: niet naakt maar slecht, ronduit
  • Dam: geen dam maar een meer
  • Fris: niet fris maar stevig, potig
  • Kers: geen kers maar een kaars
  • Loseer: ergens verblijven tegen betaling

Terug naar overzicht

Meer weten?
  • Carstens, W.A.H. en Raidt E.H. (2016). Die storie van Afrikaans: uit Europa en van Afrika. Biografie van ’n taal. 2 dele. Pretoria: Protea Boekhuis.
  • Conradie, J. en A., Coetzee (2013). Afrikaans in:  Hinskens F. en J. Taeldeman (ed.) Language and Space: Dutch. Berlijn: De Gruyter/Mouton, 897-917.
  • Muysken, P. (2014). Diep in het Afrikaans. Gepubliceerd op 24 september 2014 op < http://stemmenvanafrika.nl/diep-in-het-afrikaans/>
  • Ponelis, F.A. (1993). The development of Afrikaans. Frankfurt: Peter Lang.
  • Rohof, T. (2012). Het Afrikaans is minder grappig dan je soms denkt. Gepubliceerd op 25 oktober 2012 op < http://stemmenvanafrika.nl/het-zuid-afrikaans-is-minder-grappig-dan-je-soms-denkt/>
  • Steyn, J. (2014). Ons gaan ’n taal maak: Afrikaans sedert die Patriot-jare. Pretoria: Kraal.
  • Van Rensburg, C. (2012). So kry ons Afrikaans. Pretoria: LAPA Uitgewers
  • Verdoolaege, A. en J. Van Keymeulen (2013). Grammatica van het Afrikaans. Gent: Academia Press.
  • Willemyns, R. (2013). Afrikaans. In: Dutch. Biography of a language. New York: Oxford university press, 215-233.